21875 |
betaling |
paai:
pèj (Q113p Heerlen)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
bedotst:
bedoetst (Q113p Heerlen),
beteuterd:
betöterd (Q113p Heerlen),
sip:
sip (Q113p Heerlen),
van de kaart:
ván-də-káát (Q113p Heerlen),
van streek:
và-sjtrîêk (Q113p Heerlen),
verbouwereerd:
verbowereerd (Q113p Heerlen),
verdotst:
verdoetst (Q113p Heerlen)
|
beteuterd [SGV (1914)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19014 |
beteuterd kijken |
op gen naas kijken:
óp-gən-nààs-kĭĕkə (Q113p Heerlen)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27448 |
beton |
beton:
bǝtǫn (Q113p Heerlen)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
27961 |
betonblokkenkoker |
betonkoker:
bǝtǫŋkǭǝkǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
drukkoker:
drukkoakǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Gesloten ondersteuning die is opgebouwd uit betonblokken. Deze ondersteuning wordt gebruikt in steengangen die langere tijd bestaan en op plaatsen waar grote druk wordt verwacht of, volgens de invuller uit Q 33, waar weinig of geen onderhoud mogelijk is of was. Uit de opmerkingen van een respondent uit Q 113 blijkt dat men in de vier Oranje-Nassaumijnen de betonblokkenkoker bij een storing toepaste. [N 95, 341; monogr.; N 95, 342]
II-5
|
30059 |
betonfundament |
betonnen voet:
bǝtonǝ vōt (Q113p Heerlen)
|
Taps toelopend fundament, vervaardigd van stampbeton. Deze betonsoort wordt laagsgewijs in een bekisting aangebracht en met een stamper verdicht. Zie ook afb. 25b. [N 31, 2b]
II-9
|
30048 |
betonhouw |
spijshaak:
špīshǫak (Q113p Heerlen)
|
Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.]
II-9
|
30045 |
betonijzer |
betonijzer:
[beton]īzǝr (Q113p Heerlen)
|
Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b]
II-9
|
30047 |
betonmolen |
betonmolen:
[beton]myǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30040 |
betonzand |
kiezelzand:
kizǝlzaŋk (Q113p Heerlen)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|