20830 |
bier |
bier:
beer (Q113p Heerlen),
béér (Q113p Heerlen),
Verklw. beerke
beer (Q113p Heerlen)
|
bier [RND], [SGV (1914)]
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
bierslemp:
beerschlemp (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
Eigen syst.
beersjlemp (Q113p Heerlen)
|
Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20665 |
biersoep |
biersoep:
beersoep (Q113p Heerlen),
Eigen syst.
beersoep (Q113p Heerlen),
slemp:
Eigen syst.
sjlemp (Q113p Heerlen)
|
Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24522 |
bies |
bies:
bees (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
bies || bies, plant
III-4-3
|
34238 |
biestmelk |
biest:
bēs (Q113p Heerlen),
bīst (Q113p Heerlen),
bīǝs (Q113p Heerlen)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
koppen:
kø̜p (Q113p Heerlen)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
bijplanten:
bēi̯plantǝ (Q113p Heerlen),
dunnen:
dønǝ (Q113p Heerlen)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|
33247 |
bietenriek |
krotengaffel:
krūǝtǝgafǝl (Q113p Heerlen)
|
Riek om bieten mee te verplaatsen. Doorgaans met minder tanden dan de aardappelriek, maar wel met bolletjes aan de uiteinden van de tanden om de bieten niet te beschadigen. Bij krotengaffel, achter in het lemma, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het stuk gereedschap 8 tot 10 tanden heeft. Vergelijk ook de toelichtingen bij de lemmaɛs Aardappelriek en Bietenkopper. [N 18, 25a, 25b en 64; JG 1d; A 28, 3; monogr.]
I-5
|
30664 |
biezentrekpen |
biezentrekker:
bizǝtrękǝr (Q113p Heerlen)
|
Instrument gevuld met olieverf, waarmee men zeer fijne biezen kan trekken. [N 67, 48a]
II-9
|
34345 |
biggen werpen |
baggelen:
bagǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|