25314 |
roede, maat van 14 m2 |
roede:
rów (Q113p Heerlen)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21183 |
roeien |
roeien:
rŏĕjjə (Q113p Heerlen)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
roeiriem:
rŏĕjreem (Q113p Heerlen),
roeispaan:
rŏĕjsjpààn (Q113p Heerlen)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
kraai:
kroa (Q113p Heerlen),
kròò (Q113p Heerlen),
roek:
rook (Q113p Heerlen),
zaadkraai of roek
rook (Q113p Heerlen)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
piele, wiele, wiel:
pīlǝ, wīlǝ, wil (Q113p Heerlen),
wiele:
wilǝ (Q113p Heerlen),
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (Q113p Heerlen)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
wiele, wiele, wiel:
wilǝ, wilǝ, wil (Q113p Heerlen)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34530 |
roep- en lokwoord voor de haan |
tok, tok:
tǫk, tǫk (Q113p Heerlen)
|
In vraag 2a van de "Amsterdamse" lijst 6 werd specifiek gevraagd naar "lok- of roepnaam voor de haan". Een groot aantal informanten zegt geen onderscheid te maken bij het roepen of lokken van haan, hen of kuiken. De antwoorden die specifiek werden gegeven voor lok- of roepnaam voor de haan zijn in dit lemma opgenomen. [A 6, 2a]
I-12
|
34547 |
roep- en lokwoord voor de jonge eend |
wiele:
wilǝ (Q113p Heerlen)
|
[VC 14, 2s -r-; monogr.]
I-12
|
34557 |
roep- en lokwoord voor de kalkoen |
schroet, schroet:
šrūt, šrūt (Q113p Heerlen)
|
Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
hiep, hiep, hiep:
hip, hip, hip (Q113p Heerlen),
jiep, jiep, jiep:
jip, jip, jip (Q113p Heerlen),
jiepetje jiep, poelejiep jiep:
jipǝkǝ jip, pulǝjip jip (Q113p Heerlen)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|