34460 |
roepwoord voor de geit |
met:
mɛt (Q113p Heerlen),
met, met:
męt, męt (Q113p Heerlen)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
met:
mɛt (Q113p Heerlen)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
28568 |
roer |
roer:
rūr (Q113p Heerlen),
schijt:
šiǝt (Q113p Heerlen)
|
Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204]
II-6
|
30668 |
roerstokje |
roerstek:
rø̄rštɛk (Q113p Heerlen)
|
Stukje hout voor het doorroeren van de verf. [N 67, 53c; div.]
II-9
|
25088 |
roest |
roest:
ros (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
rost (Q113p Heerlen),
ròs (Q113p Heerlen)
|
roest [SGV (1914)] || roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25084 |
roesten |
roesten:
rosse (Q113p Heerlen)
|
roesten [SGV (1914)]
III-4-4
|
32976 |
rogge |
koren:
[koren] (Q113p Heerlen)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
pompernikkel:
(korte oo-klank).
pōmperniekel (Q113p Heerlen),
Eigen syst. Zwart brood; Duits.
pompernickel (Q113p Heerlen),
roggebrood:
Eigen syst.
roggebrōēd (Q113p Heerlen),
zwartbrood:
sjwatbroeëd (Q113p Heerlen)
|
Brood van ongebuild tarwemeel (krop?) [N 16 (1962)] || Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || roggebrood
III-2-3
|
20674 |
roggemeelpap |
korenmeelspap:
koaremeeëlspap (Q113p Heerlen),
prulpap:
Eigen syst.
prulpap (Q113p Heerlen)
|
Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18314 |
rok als bovenkledingstuk |
overkleed:
uëverkleed (Q113p Heerlen),
overrok:
uuëverrok (Q113p Heerlen),
uëverrok (Q113p Heerlen)
|
overkleed || overrok || rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|