28553 |
rustperiode in de winter |
winterzit:
weŋktǝrzet (Q113p Heerlen)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|
21364 |
ruw, hard |
hel:
hèèl (Q113p Heerlen),
ruw:
roow (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
roow (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
ruw (Q113p Heerlen)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
28655 |
ruwe honing |
rauwe honing:
rowǝ huǝneŋ (Q113p Heerlen)
|
Raat, broed, stuifmeel en honing vormen tezamen ruwe honing. Deze wordt wel eens als voer voor de bijen gebruikt. [N 63, 115d]
II-6
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebakkeren:
zonǝbɛkǝrǝ (Q113p Heerlen)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21292 |
ruzie |
krach (du.):
Van Dale (DN): Krach, 3. ruzie, heibel.
kràch (Q113p Heerlen),
ruzing:
rūūzing (Q113p Heerlen)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
krach (du.) maken:
kràch-máákə (Q113p Heerlen),
ruzing maken:
rūūzing-máákə (Q113p Heerlen)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
knauwelen:
#NAME?
knauwele (Q113p Heerlen),
sabbelen:
sabbele (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
zabbele (Q113p Heerlen)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23321 |
sacristie |
gerfkamer:
kamer bij de R.K. Kerk, waarin eertijds de tiende garven geborgen werden
gerfkamer (Q113p Heerlen)
|
gerfkamer [SGV (1914)]
III-3-3
|
24372 |
salamander |
salamander:
salamander (Q113p Heerlen)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|