21635 |
biljet van vijftig gulden |
briefje van vijftig:
Opm. oud!
ee breefke van vijftig (Q113p Heerlen)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21878 |
billijk |
billig:
billich (Q113p Heerlen),
reel:
vgl. Heerlen Wb. (pag. 403): rejel, 1. realistisch; -2. rechtgeaard; -3. rechtschapen [zie ook ierlig(k)]; -4. reëel.
rəjèl (Q113p Heerlen)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29408 |
binder |
opbinder:
ǫp˱beŋǝr (Q113p Heerlen)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbīr (Q113p Heerlen)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
19444 |
binnenplaats |
binnenplaats:
benəplātš (Q113p Heerlen),
hof:
hoͅf (Q113p Heerlen),
steenweg:
štēwɛx (Q113p Heerlen)
|
binnenplaats || met stenen belegde plaats voor of achter een huis, fr. cour
III-2-1
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalotje (<fr.):
kelotje (Q113p Heerlen)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21820 |
binnensmonds praten |
knoezelen:
knôêzələ (Q113p Heerlen)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18225 |
binnenstebuiten |
links:
links (Q113p Heerlen),
van links:
và līnks (Q113p Heerlen)
|
binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] || krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)]
III-1-3
|
30712 |
binnenwerk |
binnenwerk:
benǝwęrǝk (Q113p Heerlen)
|
Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a]
II-9
|
18529 |
binnenzak |
binnentas:
binnetesch (Q113p Heerlen),
binnetesj (Q113p Heerlen)
|
binnentas || binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|