e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biljet van vijftig gulden briefje van vijftig: Opm. oud!  ee breefke van vijftig (Heerlen) 50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billijk billig: billich (Heerlen), reel: vgl. Heerlen Wb. (pag. 403): rejel, 1. realistisch; -2. rechtgeaard; -3. rechtschapen [zie ook ierlig(k)]; -4. reëel.  rəjèl (Heerlen) redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)] III-3-1
binder opbinder: ǫp˱beŋǝr (Heerlen) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbīr (Heerlen) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnenplaats binnenplaats: benəplātš (Heerlen), hof: hoͅf (Heerlen), steenweg: štēwɛx (Heerlen) binnenplaats || met stenen belegde plaats voor of achter een huis, fr. cour III-2-1
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen kalotje (<fr.): kelotje (Heerlen) mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3
binnensmonds praten knoezelen: knôêzələ (Heerlen) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
binnenstebuiten links: links (Heerlen), van links: và līnks (Heerlen) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] || krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)] III-1-3
binnenwerk binnenwerk: benǝwęrǝk (Heerlen) Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a] II-9
binnenzak binnentas: binnetesch (Heerlen), binnetesj (Heerlen) binnentas || binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3