34050 |
stier |
bul:
byl (Q113p Heerlen),
duur:
dȳr (Q113p Heerlen),
stier:
stēr (Q113p Heerlen),
štīr (Q113p Heerlen),
štīǝr (Q113p Heerlen),
stiertje:
štīǝrkǝ (Q113p Heerlen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
schtief (Q113p Heerlen),
stief (Q113p Heerlen)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19327 |
stijfkop |
stierenkop:
sjterekop (Q113p Heerlen),
stijfkop:
sjtīēfkóp (Q113p Heerlen)
|
iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || stijfkop
III-1-4
|
19328 |
stijfkoppig |
stijfkoppig:
sjtīēfköppich (Q113p Heerlen),
wars:
wêêsj (Q113p Heerlen)
|
niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugelen:
štivbyǝgǝl (Q113p Heerlen)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
27896 |
stijl, stempel |
ijzeren stijl:
īzǝrǝ [stijl] (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
stijl:
štil (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Algemene benaming voor het verticaal of haaks op de laag geplaatste houten of metalen steunelement in mijngangen en winplaatsen. De invuller uit Q 3 kent twee soorten stijlen: de "stempel" die in galerijen en pijlers wordt gebruikt en de "montant" die alleen in galerijen wordt toegepast. Volgens de respondent uit L 417 is de "stempel" van hout, de "montant" van ijzer. Een ijzeren stijl voor in de pijler is naar zijn zeggen het "mannetje". Het woordtype "apôye" is van toepassing op een houten stijl, meestal vervaardigd uit denne- of eikehout (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 292; N 95, 333; N 95, 290; Vwo 62; Vwo 387; Vwo 529; Vwo 530; Vwo 746; Vwo 747; Vwo 758; Vwo 780; Vwo 781]
II-5
|
27899 |
stijlen haaks op de laag plaatsen |
[stijlen] bergslag zetten:
bɛ̄rxšlāx zɛtǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
[stijlen] op slag zetten:
ǫp šlax zętǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Stijlen loodrecht tussen dak en vloer, in gangen waar dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, haaks onder het dak plaatsen. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 295]
II-5
|
27901 |
stijlen schuin bevestigen |
(de stijlen) op sprong zetten:
op šproŋ zętǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
ǫp šprǫŋk zɛtǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Stijlen schuin bevestigen. Door het schuin plaatsen van de stijlen van een ondersteuning kan deze meer weerstand bieden aan de druk vanuit de zijwanden. Bovendien bereikt men hiermee dat de vervoerruimte beneden in de gang, dus de meest nuttige ruimte, groter wordt bij eenzelfde gangdoorsnede. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 294; N 95, 295; N 95, 300; monogr.]
II-5
|
28083 |
stijlentrekker |
stijlentrekker:
štilǝtrękǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
štilǝtrɛkǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale]),
sylvester:
selvɛstǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau l-IV)]
[Domaniale]),
sylvester (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13]
II-5
|
30015 |
stijve mortel |
droge spijs:
drȳǝx [spijs] (Q113p Heerlen)
|
Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|