19667 |
tafel |
ben:
bargoens
ben (Q113p Heerlen),
blet:
bargoens
blet (Q113p Heerlen),
dis:
dusj (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
døš (Q113p Heerlen),
Verklw. dusjke
dusj (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
glatterd:
bargoens
glattert (Q113p Heerlen),
tafel:
tōͅfəl (Q113p Heerlen),
Verklw. töafelke
toafel (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
dis || tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20152 |
tafelbroeder; niet te gebruiken |
tafelbroer:
taofəlbroor (Q113p Heerlen),
wordt gewoonlijk omschreven
toafelbroor (Q113p Heerlen)
|
tafelbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19764 |
tafelkleed |
dislaken:
dusjlake (Q113p Heerlen),
sprei:
špreͅi̯ (Q113p Heerlen),
tafelkleed:
Verklw. toafelklidje
toafelkleed (Q113p Heerlen)
|
tafelkleed
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
smeermets:
smeermets (Q113p Heerlen),
tafelmets:
toafelmets (Q113p Heerlen),
tōāfelmets (Q113p Heerlen)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30611 |
tafelvernis |
tafelvernis:
tǭfǝlvǝrnes (Q113p Heerlen)
|
Vernis voor tafel- en presenteerbladen die bestand is tegen warmte en tegen de inwerking van water, alcohol, etc. [N 67, 21c]
II-9
|
20153 |
tafelzuster; niet te gebruiken |
tafelzuster:
taofəlzustər (Q113p Heerlen),
wordt gewoonlijk omschreven
toafelzuster (Q113p Heerlen)
|
tafelzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
tek (Q113p Heerlen),
tek mv (Q113p Heerlen),
takje:
teksjke (Q113p Heerlen),
teksjkes mv (Q113p Heerlen)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || dikke tak [DC 25 (1954)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
33018 |
tak op ingezaaid land |
wis:
wø̜š (Q113p Heerlen)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
fàmīēljə (Q113p Heerlen),
stam:
sjtàm (Q113p Heerlen)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28164 |
takel |
kettentog:
kętǝtsøx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
takel:
tākǝl (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Wilhelmina])
|
Werktuig waarmee zware voorwerpen kunnen worden opgehesen. De "palan" uit L 417 is een eenvoudige katrol terwijl de "mouflage" een takel met kabel en verschillende draaipunten is die onder meer wordt gebruikt om pantsers op te trekken. De "ruckzuck" (Q 121, Q 121c) en de "racagnac" (L 417) zijn een type takel waarbij het hijsen met behulp van een hefboom gebeurt. De "racagnac" wordt vooral toegepast om stutten op te trekken. De "zeeltog" en de "kettentog" zijn volgens een invuller uit Q 121 te vergelijken met takels die op schepen worden gebruikt. Het feit dat de invullers uit Q 121, L 417 en L 422 op de vraag naar de takel het woordtype "sylvester" hebben opgegeven, duidt erop dat de stijlentrekker ook voor takelwerkzaamheden wordt gebruikt (zie ook het lemma Stijlentrekker). [N 95A, 12; N 95, 760 add.; monogr.; N 95, 592]
II-5
|