25442 |
te snel verwerkt |
niet uitgestorven:
nēt ūtgǝštōrvǝ (Q113p Heerlen)
|
Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.]
II-1
|
28532 |
te veel zwermen |
kaalzwermen:
kaalzwermen (Q113p Heerlen)
|
Het te veel zwermen van een volk. Wanneer een volk te veel zwermt, verzwakt het. Elke zwerm is een splitsing en daardoor een verzwakking van het moedervolk. Wanneer een volk zo sterk achteruitgaat in bijental, dat het zich niet meer kan handhaven, heeft het zich doodgezwermd. [N 63, 39d]
II-6
|
29095 |
te wijd |
te ruim:
tǝ rȳǝm (Q113p Heerlen)
|
Te ruim, gezegd van een kledingstuk of kledingstukonderdeel. [N 59, 130a; N 62, 26c; MW]
II-7
|
17715 |
teelballen |
ballen/bollen:
böl (Q113p Heerlen),
kloten:
Gemeen.
kloeëte (Q113p Heerlen)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
33793 |
teelballen, testes |
bollen:
bø̜l (Q113p Heerlen),
kloten:
kluǝtǝ (Q113p Heerlen)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
33791 |
teellid |
schacht:
šax (Q113p Heerlen)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
17680 |
teen |
teen:
tiehn (Q113p Heerlen),
tien (Q113p Heerlen),
tiene (Q113p Heerlen),
tieën (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
33835 |
teentreder |
teentreder:
tīntrę̄i̯ǝr (Q113p Heerlen)
|
Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b]
I-9
|
30656 |
teerkwast |
bokkepoot:
bokǝpuǝt (Q113p Heerlen)
|
Kwast met ronde, stijve, korte haarbundel in een ijzeren beugel, die onder een hoek van ongeveer 450 aan een lange steel is bevestigd. De kwast wordt gebruikt voor teerwerk. [N 67, 43d]
II-9
|
33850 |
tegelijkertijd galopperen en draven |
fetteren:
fɛtǝrǝ (Q113p Heerlen),
klabieteren:
klabitǝrǝ (Q113p Heerlen)
|
Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e]
I-9
|