25385 |
vaste bloedmassa |
aderen:
ǭrǝ (Q113p Heerlen)
|
In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.]
II-1
|
18427 |
vaste boord |
boord:
boad (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
kraag:
kraag (Q113p Heerlen)
|
1. boord; - 2. galon || Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
køtǝlǝ (Q113p Heerlen),
schaapskrenten:
šǭpskrentǝ (Q113p Heerlen),
stront:
strō.ŋk (Q113p Heerlen),
štroŋk (Q113p Heerlen),
varkenskeutelen:
vɛrkǝskøtǝlǝ (Q113p Heerlen),
varkensstront:
vɛrkǝnsštroŋk (Q113p Heerlen)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
25395 |
vaste varkenshuid |
zwaards:
šwāts (Q113p Heerlen)
|
De huid die op het varken vast bleef zitten. Woordtypen als "zwaard(s)", "zwaars", "zwoord", "zwoors" komen in de betekenis "harde rand van een snede spek" ook nog voor in een ander verband in het woordenboek. [N 28, 30; monogr.]
II-1
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
bak:
bak (Q113p Heerlen),
krib:
krep (Q113p Heerlen),
krøp (Q113p Heerlen)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
Vasteloavend (Q113p Heerlen),
vastəlo.əvənt (Q113p Heerlen),
1. Zie ook: carneval.
vasteloavend (Q113p Heerlen)
|
1. Carnaval; 2. Vastenavond. || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastendaag (Q113p Heerlen)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (Q113p Heerlen)
|
vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
28055 |
vastlopen |
vastlopen:
vaslōpǝ (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Vastlopen, gezegd van de luchthamer. [N 95, 819]
II-5
|
30790 |
vastpennen |
vastpinnen:
vaspenǝ (Q113p Heerlen)
|
Een ruit met behulp van glaspennen, haaks omgezette stukjes blik met een uitgeperste punt, in de sponning vastzetten. [N 67, 90d]
II-9
|