26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
ven:
ven (Q113p Heerlen),
zomp:
zomp (Q113p Heerlen)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
24262 |
veer |
balkanker:
balǝk˱aŋkǝr (Q113p Heerlen),
pluimpje:
mv.
plumse (Q113p Heerlen),
staart:
štats (Q113p Heerlen),
veder:
veder
vejer (Q113p Heerlen),
veer:
veer (Q113p Heerlen)
|
Staaf ijzer die de verbinding vorm tussen enerzijds de buitenmuur met daarop de schieter en anderzijds de binnenmuur, vloer, gording etc. De veer is aan een uiteinde van een oog voorzien en aan de andere zijde plat uitgesmeed. De schieter wordt door het oogvormige uiteinde van de veer gestoken dat buiten de buitenmuur uitsteekt. Het plat uitgesmede gedeelte van de veer wordt met behulp van spijkers op de bovenkant van de balk of op het zijvlak ervan vastgezet. Zie ook afb. 72. [N 31, 38b; N 54, 124c; monogr.] || veer || veer, pen, pluim || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
II-9, III-4-1
|
21182 |
veerpont |
pont:
pónt (Q113p Heerlen),
veer:
veer (Q113p Heerlen),
vär (Q113p Heerlen),
veerpont:
veerpónt (Q113p Heerlen)
|
het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)] || veer (overvaart) [SGV (1914)]
III-3-1
|
34282 |
veevoer verzamelen |
kruiden:
kruu̯ǝ (Q113p Heerlen),
uittrekken:
ūttrękǝ (Q113p Heerlen),
zoeken:
zø̄kǝ (Q113p Heerlen)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
keren:
kejre (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
käre (Q113p Heerlen),
kwispelen:
kwispele (Q113p Heerlen),
vegen:
veëge (Q113p Heerlen),
väge (Q113p Heerlen)
|
keren || met een borstel (kwispel) bij elkaar vegen || vegen [SGV (1914)] || vegen met de bezem
III-2-1
|
19959 |
veger |
veger:
veger (Q113p Heerlen)
|
Kunstzwerm bij het kastimkeren, samengesteld uit koningin en jonge bijen. In plaats van de koningin te zoeken veegt men bij deze methode al de bijen van de ramen in een lege kast, waarin dan de nodige ramen gehangen worden. De vliegbijen zullen de veger verlaten en terugkeren naar de oude staanplaats. Zo blijven alleen de koningin en de zeer jonge bijen in de nieuwe kast. De oude kast zal, wanneer zij de moerloosheid vaststelt, koninginnendoppen aanzetten om het oude peil opnieuw te bereiken (Eeckhout, pag. 148). [N 63, 92b; N 63, 37e]
II-6
|
27541 |
veiligheidskleding |
veiligheidskleder:
vęjlexhētsklęjǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
veiligheidskleding:
vɛjlexhētsklējeŋ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
Veiligheid is een sleutelwoord in de mijnen. Wilhelminaar men zich ook bevindt, bij alles wat men doet, bij alle voorwerpen die men in handen neemt, steeds moet men de veiligheid in acht nemen. Voor de aanvang van de dienst als men zich verkleed heeft, moet men nagaan of de kleding in orde is en of de nodige beschermingsmiddelen aanwezig zijn en of ze in goede staat verkeren. Het is verboden om ondergronds met ontbloot bovenlichaam te werken (MBK V pag.143). Goede kleding beschermt de mensen tegen de wisselende temperatuur. Loshangende en gescheurde kleding vergroot de kans op ongelukken. [N 95, 881]
II-5
|
28220 |
veiligheidslamp |
benzinlamp:
bǝnzīnlamp (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
davy-lamp:
davy-lamp (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Benzinemijnlamp, werd vroeger gebruikt voor de verlichting ondergronds. Tegenwoordig dient hij om te controleren of er mijngas op het werkpunt aanwezig is. De benzinelamp berust op de ontdekking van de Engelse natuurkundige Davy. Deze stelde vast, dat een gasvlam niet door een stuk fijn gaas sloeg, wanneer hij dit gaas boven de vlam hield; zelfs niet wanneer er mijngas boven dit gaas aanwezig was. Een benzinelamp kan dus tijdelijk in een mengsel van lucht en mijngas branden, zonder dat dit mengsel ontstoken wordt (Handb. H. pag. 17). Op de mijn Maurits maakten volgens de invuller uit Q 15 de schiethouwer en de meesterhouwer gebruik van de veiligheidslamp, terwijl de dienstdoende opzichter in het bezit was van een koperen veiligheidslamp (zie het lemma Koperen Mijnlamp). [N 95, 242; N 95, 263; monogr.; Vwo 112; Vwo 717]
II-5
|
28086 |
veiligheidspal van de stijlentrekker |
pal:
pal (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Willem-Sophia]),
zekerheidpal:
zikǝrhētpal (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
De veiligheidspal verhindert dat het huis kan terugschieten wanneer met de stijlentrekker gewerkt wordt. [N 95, 594]
II-5
|
28885 |
veiligheidsspeld |
verzekeringsspang:
vǝrziǝkǝreŋsšpaŋ (Q113p Heerlen)
|
Speld waarvan de punt in een dopje of haakje sluit, zodat men zich daaraan niet kan prikken en zij niet kan losgaan. [N 62, 50b; MW; monogr.]
II-7
|