e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwenonderhemd? hemd: hèmme (Heerlen), vrouwluishemd: vrouwluujs-hemme (Heerlen) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
vrouwziek hete, een -: dat is inne heete (Heerlen), warme, een -: dat is inne werme (Heerlen) vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)] III-2-2
vruchtgebruik recht bij leven: rèch-bééj-lêêvə (Heerlen) het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)] III-3-1
vruchtvlies helm: hélm (Heerlen) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)] III-2-2
vuil waterx vuil water: voel water (Heerlen) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuilnisbak drekskiebel: drɛkskibəl (Heerlen), Verklw. drekskiebelke  drekskiebel (Heerlen) vuilnisbak III-2-1
vuist vuist: voes (Heerlen, ... ), voeës (Heerlen) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuldoek afslag: āfšlāx (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zolder]), blaasdoek: blǫǝsdōk (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]) Jute weefsel dat wordt gebruikt voor het tegenhouden van de opvulling. Volgens een invuller uit Q 121 was het "blaaslijnen" een doek dat op de Domaniale mijn in de lengte van de pijler verticaal werd opgehangen als begrenzing voor de stenen. De "afslag" die men op de vier Oranje-Nassaumijnen kende, was volgens de respondent uit Q 113 verstevigd met dunne houtstijlen. [N 95, 565; N 95, 563; monogr.] II-5
vulschop blaaslepel: bloaslęǝpǝl (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), blǫǝslēǝpǝl (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Beweegbaar mondstuk aan het uiteinde van de blaasbuis waarmee men het uitgeblazen opvulmateriaal van richting kan laten veranderen. [N 95, 560; monogr.] II-5
vulstok, vulijzer vulijzer: vølīzǝr (Heerlen) Pook waarmee men de rand van de binnenhaam met stro vult. Er zijn verschillende modellen. Linssen (1967, pag. 96) definieert een vulstok als volgt: "Houten lat met een inkerving aan een punt, waarmee men het stro tijdens het vullen op de gewenste plaats duwt": Zie afb. 76. [N 36, 42] II-10