18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
hèmme (Q113p Heerlen),
vrouwluishemd:
vrouwluujs-hemme (Q113p Heerlen)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
hete, een -:
dat is inne heete (Q113p Heerlen),
warme, een -:
dat is inne werme (Q113p Heerlen)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
21584 |
vruchtgebruik |
recht bij leven:
rèch-bééj-lêêvə (Q113p Heerlen)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
hélm (Q113p Heerlen)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24966 |
vuil waterx |
vuil water:
voel water (Q113p Heerlen)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19498 |
vuilnisbak |
drekskiebel:
drɛkskibəl (Q113p Heerlen),
Verklw. drekskiebelke
drekskiebel (Q113p Heerlen)
|
vuilnisbak
III-2-1
|
17658 |
vuist |
vuist:
voes (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
voeës (Q113p Heerlen)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28119 |
vuldoek |
afslag:
āfšlāx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Zolder]),
blaasdoek:
blǫǝsdōk (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
Jute weefsel dat wordt gebruikt voor het tegenhouden van de opvulling. Volgens een invuller uit Q 121 was het "blaaslijnen" een doek dat op de Domaniale mijn in de lengte van de pijler verticaal werd opgehangen als begrenzing voor de stenen. De "afslag" die men op de vier Oranje-Nassaumijnen kende, was volgens de respondent uit Q 113 verstevigd met dunne houtstijlen. [N 95, 565; N 95, 563; monogr.]
II-5
|
28116 |
vulschop |
blaaslepel:
bloaslęǝpǝl (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
blǫǝslēǝpǝl (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Beweegbaar mondstuk aan het uiteinde van de blaasbuis waarmee men het uitgeblazen opvulmateriaal van richting kan laten veranderen. [N 95, 560; monogr.]
II-5
|
31165 |
vulstok, vulijzer |
vulijzer:
vølīzǝr (Q113p Heerlen)
|
Pook waarmee men de rand van de binnenhaam met stro vult. Er zijn verschillende modellen. Linssen (1967, pag. 96) definieert een vulstok als volgt: "Houten lat met een inkerving aan een punt, waarmee men het stro tijdens het vullen op de gewenste plaats duwt": Zie afb. 76. [N 36, 42]
II-10
|