27425 |
wig |
houtkijl:
hōtkil (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
kijl:
kil (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
kīl (Q113p Heerlen
[(Emma)]
, ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]
Q113p Heerlen),
steigerwig:
štīgǝrwex (Q113p Heerlen)
|
Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.] || Taps toelopend houten blok dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ijzeren ondersteuningen of schudgootmotoren vast te zetten. Het woordtype "bouwkijl" werd op de Domaniale mijn gebruikt voor een wig in galerij-ondersteuningen. [N 95, 346; N 95, 347; N 95, 332; monogr.; Vwo 209; Vwo 724]
II-5, II-9
|
18152 |
wijdbeens lopen |
greiden:
graaje (Q113p Heerlen)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
cape (eng.):
keep (Q113p Heerlen),
pelerine (<fr.):
pellerien (Q113p Heerlen)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23295 |
wijden |
wijden:
weeje (Q113p Heerlen)
|
wijden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20852 |
wijn |
tafelwijn:
toafelwien (Q113p Heerlen),
wijn:
wien (Q113p Heerlen),
wīēn (Q113p Heerlen),
Verklw. wientje
wien (Q113p Heerlen)
|
tafelwijn || wijn [RND], [SGV (1914)]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijn-essig:
wienessig (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
33599 |
wijngaard |
wingerd:
wingert (Q113p Heerlen)
|
wijnstok, wijngaard
I-7
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
druif:
droef (Q113p Heerlen),
mv.; verkl.w.: droeve; druefke
droef (Q113p Heerlen),
druivenstok:
droeveschtok (Q113p Heerlen),
droevesjtok (Q113p Heerlen),
druivenwingerd:
droevewinget (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
wingerd:
WBD/WLD
wingər (Q113p Heerlen)
|
[SGV (1914)]De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)] || druif || wijnstok || wingerd [SGV (1914)]
I-7
|
19281 |
wijs |
geleerd:
gəlîert (Q113p Heerlen),
kloek:
klook (Q113p Heerlen),
verstandig:
versjtendig (Q113p Heerlen)
|
intelligent || veel wetend, veel geleerd, veel in zich hebbend [wijs, kloek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
wiesvinger (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|