17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
oos sjpouwe (Q113p Heerlen),
oos spoojə (Q113p Heerlen),
zich touwen:
WNT: touwen (I), B): Zich haasten, spoeden.
oos touwe (Q113p Heerlen)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
hoog in der kop:
hoeëg in d’r kop (Q113p Heerlen)
|
zelfingenomen
III-1-4
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
zich i-bilde (Q113p Heerlen)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
zich opregen (<du.):
zich-ópreegə (Q113p Heerlen),
zich opwinden:
zich-ópwīngə (Q113p Heerlen)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
wenšǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
zich-sjəneerə (Q113p Heerlen)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34339 |
zich schuren |
schuren:
šūrǝ (Q113p Heerlen)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
19247 |
zich vergissen |
mis haan:
ət-més-hán (Q113p Heerlen),
zich vergeten:
īn-īērdóm zich vərgêêtə (Q113p Heerlen)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18819 |
zich vervelen |
moe werden:
muj-wêêdə (Q113p Heerlen),
vervelen:
verveële (Q113p Heerlen),
vərvêêlə (Q113p Heerlen),
zich vervelen:
zich vərvêêlə (Q113p Heerlen)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] || vervelen
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
staan te kijken:
sjtòə-tə-kĭĕkə (Q113p Heerlen),
verwonderen:
verwóngere (Q113p Heerlen),
vərwóndərt (Q113p Heerlen),
vərwóndərə (Q113p Heerlen),
zich wonderen:
ziech wóndərə (Q113p Heerlen)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || verwonderen || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|