e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwijgen zwijgen: schwiege (Heerlen) zwijgen [SGV (1914)] III-3-1
zwijmelen schravelen: šrāfǝlǝ (Heerlen), taperen: tāpǝrǝ (Heerlen) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwik zwik: zwek (Heerlen) De iets naar buiten staande punt van een hoefnagel. [N 33, 369] II-11
zwoegen poejakken: poejakke (Heerlen), schuften (du.): sjŏĕftə (Heerlen), woelen: wule (Heerlen), wūūlə (Heerlen), zich plagen: zich ploage (Heerlen), zich schinden (< du.): zich schinne (Heerlen), zich sjinne (Heerlen), zich uitsloven: zich-ōētsjloovə (Heerlen), zich weren: zich-weerə (Heerlen) hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || ploeteren || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] || zijn best doen, zwoegen || zwoegen (hard werken) [SGV (1914)] || zwoegen, sloven III-1-4
zwoord spekzwaard: schpeksschwaets (Heerlen), sjpeksjwaad (Heerlen), spekschwaat (Heerlen), zwaard: schwaad (Heerlen), schwaat (Heerlen), schwaats (Heerlen, ... ), sjwaard (Heerlen), sjwaat (Heerlen), zjwaad (Heerlen), zwaat (Heerlen), Eigen syst.  sjwaad (Heerlen), Verklw. sjweëdje  zjwaad (Heerlen), zwaardje: zwae:rdje (Heerlen), zwèètje (Heerlen) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || spekzwoerd || zwoerd || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)] III-2-3
één frank frank: frang (Heerlen), ps. boven de n moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken (om te spellen).  ’ne fran~g (Heerlen) 1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1