24719 |
boveneinde van de stam |
top:
WBD/WLD
tŭŭp (Q113p Heerlen)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27661 |
bovengronds |
bovenaardig:
bǭǝvǝēǝdǝš (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Zwartberg]),
bovengronds:
boavǝgronts (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
bǭǝvǝgrǫŋs (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits]),
bovenop:
boavenop (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
overaardig:
ø̜̄ǝvǝrēǝdǝš (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
28269 |
bovenkabel |
kabel:
kābǝl (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
zeel:
zēl (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.]
II-5
|
25491 |
bovenkant van het brood |
korst:
kuǝš (Q113p Heerlen)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
28262 |
bovenkomen, naar boven gaan |
bovenkomen:
bǭǝvǝkomǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I]),
opkomen:
opkomǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
uitvaren:
ūt˲vārǝ (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
De ondergrondse werken verlaten, naar boven gaan. Het woordtype "uitvaren" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn ook gebruikt wanneer men tijdens de dienst naar boven ging, bijvoorbeeld door ziekte of ongeval. Men moest daarvoor een bon hebben, die door de opzichter werd uitgereikt. Zie ook het lemma Iemand Naar Boven Brengen. [N 95, 83; monogr.]
II-5
|
30325 |
bovenlicht |
overlicht:
ø̜vǝrlēx (Q113p Heerlen)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
boave lip (Q113p Heerlen),
boavelip (Q113p Heerlen),
bovelip (Q113p Heerlen),
bovenste lip:
böëvesjte lip (Q113p Heerlen)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25076 |
bovenmate, hevig, zeer |
buitengewoon:
(bw).
boetegeweun (Q113p Heerlen),
gestampt vol:
gesjtampt vol (Q113p Heerlen)
|
heel (graadwoord) || zeer
III-4-4
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
lijfje:
liefke (Q113p Heerlen)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19630 |
bovenverdieping |
stock (d.):
štoͅk (Q113p Heerlen)
|
bovenverdieping [SGV (1914)]
III-2-1
|