28509 |
bruidszwerm |
zingende voorzwerm:
zeŋǝndǝ vȳršwɛrm (Q113p Heerlen)
|
Een volk dat meezwermt bij de bruidsvlucht van een jonge koningin. [N 63, 37a; N 63, 37b; N 63, 29d; N 63, 29c]
II-6
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelof (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
broeloft (Q113p Heerlen),
hoogtijd:
hoegzit (Q113p Heerlen),
(vgl, hgs).
hoegziet??? (Q113p Heerlen)
|
bruiloft [SGV (1914)] || hoogtijd, bruiloft
III-2-2
|
18364 |
bruine gebreide dameskous |
gestrikte hoos:
geschtrikde hoase (Q113p Heerlen)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28654 |
bruine honing |
bruine honing:
brūnǝ huǝneŋ (Q113p Heerlen)
|
Honing uit raten waar broed in heeft gezeten. De kleur is geen aanwijzing voor het al of niet slecht zijn van de honing. De kwaliteit wordt vooral bepaald door de manier van winnen. [N 63, 115c]
II-6
|
21573 |
brutaal |
frech (du.):
vrèch (Q113p Heerlen),
onbeschaamd:
ónbəsjèèmt (Q113p Heerlen),
ongebeend:
vgl. Heerlen Wb. (pag. 381): ongebieënde, woesteling.
óngəbîent (Q113p Heerlen),
ongeschoft:
óngəsjŏĕft (Q113p Heerlen)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30648 |
brÊchepenseel |
brêchepenseel:
brêchepenseel (Q113p Heerlen)
|
Penseel dat bij het nabootsen van marmer gebruikt wordt bij het schilderen van het gesteente brêche violette. [N 67, 39d]
II-9
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buuj (Q113p Heerlen),
de bui (Q113p Heerlen),
dras:
dreutsch (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
guts:
geutsch (Q113p Heerlen),
geutsen (Q113p Heerlen),
regenbui:
(rêêgə)buj (Q113p Heerlen),
rägebuij (Q113p Heerlen),
(zn).
de reëgebui (Q113p Heerlen),
regenschuil:
rägeschoel (Q113p Heerlen),
schuil:
de sjoel (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
schōēl (Q113p Heerlen),
sjŏĕl (Q113p Heerlen)
|
bui [SGV (1914)] || bui, regenbui || regenbui [SGV (1914)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31267 |
buigijzer |
hoorntje:
hø̜rǝkǝ (Q113p Heerlen)
|
Een driehoekig blok ijzer met aan de onderzijde een pin, dat in het aambeeldgat wordt geplaatst en wordt gebruikt om er met behulp van een hamer stukken ijzer op te buigen. Zie ook afb. 26. [N 33, 45-46; N 33, 55]
II-11
|
17634 |
buik |
buik:
boehk (Q113p Heerlen),
bōēk (Q113p Heerlen),
bôêk (Q113p Heerlen),
lijf:
līf (Q113p Heerlen),
pens:
pɛns (Q113p Heerlen)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
aardappelsbuik:
erpelsboek (Q113p Heerlen),
bierbuikje:
beerbuukske (Q113p Heerlen),
pens:
pansch (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
pens (Q113p Heerlen)
|
buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|