e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke eend wenderik: wɛndǝrek (Heerlerheide) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke eend, woerd wenderik: wenderik (Heerlerheide) woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)] III-4-1
mannelijke geit bok: bok (Heerlerheide) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannenkleren mannenkleren: mannekleier (Heerlerheide), mansluikleren: mansluijkleier (Heerlerheide) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd hemd: heemt (Heerlerheide), humme (Heerlerheide) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
maretak maretak: maretak (Heerlerheide) maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)] III-4-3
marmeren beeld beeld: e marmer bild (Heerlerheide), ei marmere bilt (Heerlerheide), marmere bild (Heerlerheide), ə ma:rmər bi:lt (Heerlerheide) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
materiaalwagen geschierwagen: gǝširwāgǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) Mijnwagen waarmee gereedschap vervoerd kan worden. Een invuller uit Q 121 merkt over de "getuigwagen" op dat dit een mijnwagen met afsluitbaar deksel was, waarin gereedschap naar de ondergrondse magazijnen werd gestuurd. [N 95, 716; N 95, 677; monogr.] II-5
mathaak zichtehaak: zextǝhǭk (Heerlerheide) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
mattenklopper mattenklopper: matteklopper (Heerlerheide) mattenklopper [DC 15 (1947)] III-2-1