e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sierrozet [wld ii.10, p. 28] rozet: roset (Heerlerheide) Een roosvormige versiering (roset) [N 60 (1973)] III-1-3
sierstiksel siersteek: sę̄rštę̄k (Heerlerheide) Versieringen die men op laarzen of schoenen stikt. [N 60, 62] II-10
sik sik: siek (Heerlerheide) sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] III-1-1
sikkel zikkel: zīǝkǝl (Heerlerheide) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
silicose, stoflongen stub: štø̜p (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stublongen: štø̜ploŋǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) Stoflongziekte. Bij mijnwerkers voorkomende beroepsziekte, bestaande in het afzetten van steenstof in de longen. [N 95, 962; N 95, 963; monogr.] II-5
simpel bovenlangssimpel: bōvǝlaŋssempǝl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), ondenlangssimpel: oŋǝlaŋssempǝl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale, Wilhelmina]), simpel: sempǝl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Wilhelmina]) De ontkoolde ruimte onderlangs of bovenlangs de galerij die geheel of gedeeltelijk gevuld wordt met de stenen die bij het drijven van die galerij worden verkregen. Het front van een simpel varieert tussen tien en veertig meter in lengte en moet worden geventileerd met behulp van luchtkokers omdat er geen doortrekkende luchtstroom in aanwezig is. Volgens de invuller uit Q 15 werd een simpel in de mijn Maurits soms bovenlangs, maar meestal onderlangs met het drijven van de galerij meegenomen. [N 95, 454; N 95, 512; N 95, 513; monogr.; Vwo 98; Vwo 274; Vwo 280; Vwo 317; Vwo 318; Vwo 556; Vwo 704; Vwo 743] II-5
sjacheraar sjachelaar: sjacheleer (Heerlerheide), sjacheraar: schjachereer (Heerlerheide) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjacheren sjacheren: schjachere (Heerlerheide) Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] III-3-1
sjalot sjalot: sjalot (Heerlerheide) [DC 13 (1945)] I-7
sjees sjees: šēs (Heerlerheide) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13