e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teentreder teentreder: tiǝntrēǝi̯ǝr (Heerlerheide) Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b] I-9
tegelijkertijd galopperen en draven doorlopen: dørǝxlōpǝ (Heerlerheide), klabatteren: klabatǝrǝ (Heerlerheide) Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e] I-9
tegencilinder tegencilinder: tę̄gǝsilendǝr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Julia]) De tegencilinder van de schudgootmotor. De invuller uit Q 15 merkt daarover op dat de tegencilinder alleen een luchtinlaat had. De lucht werd dus gecomprimeerd bij de optrekkende slag van de motor en gaf tegendruk om het geheel weer in de beginstand te brengen wanneer de motor de neergaande slag maakte. Soms werd een tegenmotor gebruikt als tegencilinder. De opgaven "bletser" van dezelfde respondent is terug te voeren op het feit dat zo''n tegencilinder een keffend geluid maakte. [N 95, 629; N 95, 613] II-5
tepel deem: dēm (Heerlerheide) Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-9
terreinomheining de palen: dǝ pø̜al (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Eisden]) [N 95, 38a] II-5
tetveulen zuigveulen: zȳx˲vø̄lǝ (Heerlerheide) Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2] I-9
teugel, leidsel lijn: līn (Heerlerheide) Een riem of koord waarvan de uiteinden aan de twee kanten van het bit van het paard bevestigd zijn en waarmee het bestuurd wordt. Deze teugel kan lang of kort zijn. In het eerste geval bestaat hij uit één stuk en reikt hij tot achter het paard; de voerman houdt het midden ervan in de hand (cf. lemma Dubbele Lijn). In het tweede geval reikt hij slechts tot juist achter het haam; dan is aan het midden een enkele lijn, het kordeel (cf. lemma KordeelL) bevestigd, die de voerman in de hand houdt. De dubbele lijn van een paard dat voor de ploeg is gespannen is altijd langer dan die bij een kar of wagen. Het lemma Ploeglijn is al eerder behandeld in WLD I, afl.2, blz. 182. De vraagstelling in de lijsten liet echter niet toe om voor Nederlands Limburg evenveel materiaal op te nemen als voor Belgisch Limburg. Op de zeer ruime vraag N 13,29 Enkele band of touw dat aan het hoofdstel is vastgemaakt werden allerlei specifieke benamingen opgegeven, waardoor het te riskant werd om de algemene benamingen voor teugel voor Nederlands Limburg uit de gegevens af te leiden. Om toch een idee te kunnen geven van de gegevens voor Nederlands Limburg werd gekeken naar algemene antwoorden op vraag N 13,31 Dubbele band die aan weerszijden van het gebit is vastgemaakt en tot aan de hand van de voerman dubbel is en het eerste deel van vraag N 13, 34 Kent u afzonderlijke benamingen voor de leidsels gebruikt bij het rijden met de kar, het ploegen? Daaruit bleek dat de woordtypes lei, leis en lijn behoorlijk afgebakende gebieden vormen. Veiligheidshalve zijn alleen deze laatste gegevens voor Nederlands Limburg opgenomen en op kaart gebracht. [JG 1a, 1b; N 13, 30 en 34] I-10
tevreden; tevredenheid content: bes mer content doe! (Heerlerheide) Hoe zegt men: Wees maar tevreden, jij! [N I (1964)] III-1-4
theelepeltje theelepeltje: theeleepelke (Heerlerheide) theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)] III-2-1
theepot theepot: theepot (Heerlerheide) pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1