e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

Gevonden: 2155
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geeuwen gapen: gaape (Heerlerheide), gaope (Heerlerheide), geeuwen: gèèwe (Heerlerheide) gapen [N 10 (1961)] III-1-2
gegraven waterloop gracht: graxt (Heerlerheide) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehemelte gehemelte: gehiemelte (Heerlerheide), hemel: gemel (Heerlerheide), raak: raakə (Heerlerheide) gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)] III-1-1
gehurkt zitten op de hukjes zitten: op de huukskes zitte (Heerlerheide), op de hukken zitten: op gən hūūkə zittə (Heerlerheide), opən hūūkə zittə (Heerlerheide), op de hurken zitten: op de hurke zitte (Heerlerheide) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] || hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geit geit: gęi̯t (Heerlerheide) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitestal geitestal: gētǝ[stal] (Heerlerheide) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
geknotte wilg wijdenboom: wīeëbuim (Heerlerheide), wîeëboum (Heerlerheide) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] III-4-3
gekruld haar krullen: krolle (Heerlerheide), krölle (Heerlerheide) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld geld: geld (Heerlerheide, ... ) Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
gemakkelijk gemakkelijk: gemekkelig (Heerlerheide), op zijn gemak: op zīē gemaak (Heerlerheide) gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4