e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

Gevonden: 2155
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoedenspeld spang: schjpang (Heerlerheide) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef hoef: hōf (Heerlerheide) Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-9
hoef van de koe klauw: klau̯w (Heerlerheide) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoek van een stuk land tomp: tømp (Heerlerheide) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8
hoekijzer hoekijzer: hōkīzǝr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Metalen verbinding tussen de kap en de stijl van een jukondersteuning. Het hoekijzer is in tegenstelling tot de kapschoen al aan de kap bevestigd en kan met behulp van bouten aan de stijl worden vastgeschroefd. [N 95, 755; monogr.] II-5
hoepelrok repenrok: reeperok (Heerlerheide) hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] III-1-3
hoepels van de huifkar repen: ręi̯pǝ (Heerlerheide) Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99] I-13
hoest hoest: hōs (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Hoest als gevolg van het mijnstof. [N 95, 964] II-5
hoesten hoesten: hooste (Heerlerheide, ... ), hoostə (Heerlerheide), kuchen: keche (Heerlerheide) hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2
hoge hoed cilinder: cilinder (Heerlerheide) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-1-3