e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

Gevonden: 2155
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig warsdrijver: wēǝšdrīvǝr (Heerlerheide) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h] I-9
koptouw zeel: zɛi̯l (Heerlerheide) Touw aan de horens van een koe. [N 3A, 14a] I-11
kopziekte kopkrankte: kopkrɛŋdǝ (Heerlerheide) Door de overgang van de stal naar de weide treden stoornissen op in het maagdarmkanaal na plotselinge opname van grote hoeveelheden eiwit uit het jonge gras. Kopziekte komt vooral in het voorjaar voor. Bij een acuut verloop is er een potselinge aanval van krampen, waarbij alle ledematen, hals, hoofd, ogen en oren betrokken zijn. De opeenvolgende krampgolven nemen in hevigheid toe, totdat de dood volgt door een hartkramp (Berns 1983, blz. 137). Door de boeren wordt kopziekte vaak verward met melkziekte. Het zijn allebei zogenaamde deficiëntieziekten: bij kopziekte gaat het dan om een gebrek aan magnesium, bij melkziekte aan calcium. Zie ook het lemma ''kopziekte'' in wbd I.3, blz. 474-475.' [N 3A, 79; A 48A, 3; monogr.] I-11
korenbloem korenbloem: kǭrǝblōm (Heerlerheide), -  koärebloom (Heerlerheide) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
korenmijt zetten mijten: mītǝ (Heerlerheide) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
korf korf: kø̜rǝf (Heerlerheide) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korset korset (<fr.): korset (Heerlerheide) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempig (Heerlerheide, ... ), dempəch (Heerlerheide) kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte onderbroek? onderbroek: ongerbrook (Heerlerheide) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas korte jas: korte jas (Heerlerheide) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3