34084 |
banden |
pezen:
pēzǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a]
I-11
|
28236 |
bandgalerij |
bandstrek:
bantštrɛk (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia])
|
Galerij waarin het transport met behulp van een transportband plaatsvindt. Een bandgalerij kan zowel een aanvoer- als een afvoergalerij zijn (Lochtman pag. 58). [N 95, 376; monogr.]
II-5
|
18322 |
bandschort met borststuk |
scholk:
schjolk (Q112a Heerlerheide),
scholk (Q112a Heerlerheide),
scholk met helpen:
met schouderbanden
scholle mit helpe (Q112a Heerlerheide)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
19114 |
bang |
schouw:
dè is sjūū (Q112a Heerlerheide)
|
bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
18848 |
bangerik |
bange zeikerd:
bangə zèèkərt (Q112a Heerlerheide),
floeperik:
floeperik (Q112a Heerlerheide),
schijthuis:
ei sjiethoes (Q112a Heerlerheide),
schiethoes (Q112a Heerlerheide),
sjīē‧thōēs (Q112a Heerlerheide),
zeikerd:
zèèkərt (Q112a Heerlerheide)
|
bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
21633 |
bankbiljet |
biljet:
biljet (Q112a Heerlerheide),
briefje:
breefke (Q112a Heerlerheide),
e breefke (Q112a Heerlerheide)
|
bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
27251 |
bankwerker |
bankwerker:
baŋkwerkǝr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
schlosser:
šlø̜sǝr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[monogr.; N 95, 147]
II-5
|
23197 |
bedevaart |
bedeweg:
eine beeweeg (Q112a Heerlerheide)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
štɛl (Q112a Heerlerheide)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
26340 |
beek |
molenbeek:
myǝlǝbęjk (Q112a Heerlerheide)
|
[Coe 16; Grof 30; Jan 97 add.; Jan 94 add.; Jan 92 add.; Vld]
II-3
|