24204 |
mannelijke eend |
wenderik:
wɛndǝrek (Q112a Heerlerheide)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]
I-12
|
24205 |
mannelijke eend, woerd |
wenderik:
wenderik (Q112a Heerlerheide)
|
woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)]
III-4-1
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
bok (Q112a Heerlerheide)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
18673 |
mannenkleren |
mannenkleren:
mannekleier (Q112a Heerlerheide),
mansluikleren:
mansluijkleier (Q112a Heerlerheide)
|
mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
hemd:
heemt (Q112a Heerlerheide),
humme (Q112a Heerlerheide)
|
onderhemd voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24601 |
maretak |
maretak:
maretak (Q112a Heerlerheide)
|
maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)]
III-4-3
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
e marmer bild (Q112a Heerlerheide),
ei marmere bilt (Q112a Heerlerheide),
marmere bild (Q112a Heerlerheide),
ə ma:rmər bi:lt (Q112a Heerlerheide)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
28298 |
materiaalwagen |
geschierwagen:
gǝširwāgǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
Mijnwagen waarmee gereedschap vervoerd kan worden. Een invuller uit Q 121 merkt over de "getuigwagen" op dat dit een mijnwagen met afsluitbaar deksel was, waarin gereedschap naar de ondergrondse magazijnen werd gestuurd. [N 95, 716; N 95, 677; monogr.]
II-5
|
33044 |
mathaak |
zichtehaak:
zextǝhǭk (Q112a Heerlerheide)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19825 |
mattenklopper |
mattenklopper:
matteklopper (Q112a Heerlerheide)
|
mattenklopper [DC 15 (1947)]
III-2-1
|