22310 |
proppenschieter |
klapbus:
klabbus (Q112a Heerlerheide),
klapbös (Q112a Heerlerheide),
proppenschieter:
pro:ppəsjee.tər (Q112a Heerlerheide),
proppesjeeter (Q112a Heerlerheide)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
27872 |
propschoten |
uitblazer:
ūtblø̜asǝr (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Schoten die de prop wegschieten, maar die wat het gesteente betreft zonder uitwerking blijven. [N 95, 441; monogr.; Vwo 404]
II-5
|
28207 |
pruimtabak |
pruimtabak:
prūmtǝbak (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
sjiek:
šik (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Tabak die geschikt is om gepruimd te worden. De mijnwerker gebruikte pruimtabak ondergronds ter vervanging van de sigaret. Volgens Dieteren 1984 (pag. 60) stopten de mijnwerkers in het begin van de Limburgse mijnbouw pruimtabak achter hun kiezen als bescherming tegen het gevaarlijke stof. [N 95, 965]
II-5
|
20651 |
pudding |
podding:
schj=ch van chocolade
poeding (Q112a Heerlerheide)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18110 |
puistjes |
borbelen:
de oe zit tussen het algemeen nederlandse boer en het Brabantse boerke
bŏĕrbele (Q112a Heerlerheide),
borbeltjes:
buurbelkes (Q112a Heerlerheide),
puistjes:
puustkes (Q112a Heerlerheide)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
27555 |
pungel |
pungel:
pøŋǝl (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579]
II-5
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
ei reutselke (Q112a Heerlerheide),
roadsel (Q112a Heerlerheide),
roadselke (Q112a Heerlerheide),
roatsəl (Q112a Heerlerheide),
rètselke (Q112a Heerlerheide),
rêûtsəlkə (Q112a Heerlerheide),
rôôtsel (Q112a Heerlerheide)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
raambouw:
rāmbǫw (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Ondersteuning, bestaande uit twee stijlen, een kap en een vloerbalk. [N 95, 315; monogr.]
II-5
|
31761 |
raam van de spanzaag |
raam:
rām (Q112a Heerlerheide)
|
Het houten raam waarin het blad van de spanzaag bevestigd is. Zie ook afb. 18. [N 53, 6b; N I, 1 add.; monogr.]
II-12
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q112a Heerlerheide)
|
raar [DC 02 (1932)]
III-1-4
|