27425 |
wig |
kijl:
kīl (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma])
|
Taps toelopend houten blok dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ijzeren ondersteuningen of schudgootmotoren vast te zetten. Het woordtype "bouwkijl" werd op de Domaniale mijn gebruikt voor een wig in galerij-ondersteuningen. [N 95, 346; N 95, 347; N 95, 332; monogr.; Vwo 209; Vwo 724]
II-5
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
cape (eng.):
keep (Q112a Heerlerheide)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
wiesfinger (Q112a Heerlerheide),
wiesvinger (Q112a Heerlerheide),
wīēsvinger (Q112a Heerlerheide)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
luis:
hee hat ene loesj
ene loesj (Q112a Heerlerheide)
|
hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34026 |
wilde koe |
wilde koe:
wel [koe] (Q112a Heerlerheide)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24557 |
wilg (alg.) |
wijdenboom:
eine wiejeboum (Q112a Heerlerheide)
|
wilg [N 38 (1971)]
III-4-3
|
33832 |
windzuiger |
windhapper:
wentjhapǝr (Q112a Heerlerheide),
windschepper:
wentšøpǝr (Q112a Heerlerheide)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
27977 |
winning |
afbouw:
āfbǫw (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
De werken die rechtstreeks betrekking hebben op het winnen van de kolen, dit in tegenstelling tot de voorbereidende en ontsluitende werken. [N 95, 201; N 95, 172; Vwo 19; Vwo 25; Vwo 32; Vwo 316; Vwo 563; Vwo 864]
II-5
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
winterkleijer (Q112a Heerlerheide),
wintjerkleier (Q112a Heerlerheide)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33779 |
wisselen van de tanden |
breken:
brēǝkǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|