34232 |
zich moeilijk laten melken |
wreed:
vri (Q112a Heerlerheide)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) schullen:
šø̜lǝ (Q112a Heerlerheide),
(zich) wentelen:
wenšǝlǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
34339 |
zich schuren |
zich schuren:
zex šūrǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
33038 |
zicht |
zicht:
zext (Q112a Heerlerheide)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
33029 |
zichter |
zichter:
zextǝr (Q112a Heerlerheide)
|
Degene die de zicht en de pikhaak hanteert. [JG 1a; monogr.]
I-4
|
23338 |
ziel |
ziel:
zil (Q112a Heerlerheide)
|
Slecht doorlooid leer, herkenbaar aan een witte streep in de gelooide huid. [N 60, 10]
II-10
|
17644 |
zijde |
zij:
hee haat pien in gen ziej (Q112a Heerlerheide),
pien in de zie (Q112a Heerlerheide),
pīēn-in-zīēj (Q112a Heerlerheide),
(homofoon).
pīēn i də ziej (Q112a Heerlerheide)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)]
III-1-1
|
27970 |
zijdelingse druk |
drok op de stoten:
druk op dǝ štȳs (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
stootdrok:
štuǝsdruk (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Zijdelingse druk op de wanden van een mijngang. [N 95, 386; N 95, 387; N 95, 845; monogr.]
II-5
|
34580 |
zijladder |
ledders:
lødǝrǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lødǝrǝ (Q112a Heerlerheide)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|