19517 |
botervlootje |
boterschotel:
bottersjottel (Q112a Heerlerheide)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28161 |
bout |
bout:
bols (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
bolts (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
bǫwt (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina])
|
[N 95, 351; N 95, 746; monogr.; Vwo 173]
II-5
|
33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (Q112a Heerlerheide),
gewande:
gǝwan (Q112a Heerlerheide),
land:
lant (Q112a Heerlerheide),
veld:
vɛlt (Q112a Heerlerheide)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
17639 |
bovendeel van de rug |
pokkel:
bie der pap op der pokkel zitte
der pokkel (Q112a Heerlerheide),
opter kroamejak (poekel) humme
dər poekəl (Q112a Heerlerheide)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
27661 |
bovengronds |
bovenop:
bovenop (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
28269 |
bovenkabel |
zeel:
sēl (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.]
II-5
|
28262 |
bovenkomen, naar boven gaan |
uitvaren:
ūt˲vārǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De ondergrondse werken verlaten, naar boven gaan. Het woordtype "uitvaren" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn ook gebruikt wanneer men tijdens de dienst naar boven ging, bijvoorbeeld door ziekte of ongeval. Men moest daarvoor een bon hebben, die door de opzichter werd uitgereikt. Zie ook het lemma Iemand Naar Boven Brengen. [N 95, 83; monogr.]
II-5
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
boavenlup (Q112a Heerlerheide)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
lijfje:
liefke (Q112a Heerlerheide)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30914 |
boventuig |
schacht:
šax (Q112a Heerlerheide),
schaft:
schaft (Q112a Heerlerheide)
|
Het bovenste gedeelte van de schoen, het overleer. [N 60, 14; N 60, 15a; N 60, 6b]
II-10
|