e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlerheide

Overzicht

Gevonden: 2155
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel uitgedorst stro bussel: bø̜sǝl (Heerlerheide) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
capuchon capuchon (fr.): capuschjo(n) (Heerlerheide) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
castreren afbinden: āfbeŋǝ (Heerlerheide), snijden: šnii̯ǝ (Heerlerheide, ... ), wringen met de tang: vreŋǝ met dǝ taŋ (Heerlerheide) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11, I-9
cent cent: cent (Heerlerheide), ene sent (Heerlerheide) cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)] III-3-1
cervelaatworst droogworst: druugwoesj (Heerlerheide), druügworsj (Heerlerheide), drūūgwoesj (Heerlerheide), boerenmetworst  drûû.xwoesj (Heerlerheide), cervelaatworst  druugwoesj (Heerlerheide), plokworst: blokworsj (Heerlerheide), cervelaatworst  blokwoesj (Heerlerheide) droogworst [N 06 (1960)] || plokworst [N 06 (1960)] III-2-3
cilinderglas lampeglas: lampǝglās (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]) Het cilinderglas van de veiligheidslamp. [N 95, 244; monogr.] II-5
colbertjasje colbertjasje (<fr.): kolbertjeske (Heerlerheide) colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] III-1-3
controlepenning mark: mark (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV, Emma]), penning: pęneŋ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), pɛneŋ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV, Emma]) De metalen penning met het nummer van de ondergrondse arbeider. Aan de hand van de penning kon gecontroleerd worden welke mijnwerkers aanwezig waren. De meeste mijnen hadden een systeem waarbij voor iedere dienst een aparte penning werd gebruikt. Zo vermelden de invullers uit L 374, L 433 en Q 15 voor de Nederlandse staatsmijn Maurits dat men voor de nachtdienst een vierkante, voor de dagdienst een ronde en voor de middagdienst een driehoekige penning kende. Op de partikuliere mijnen in Nederland en in de Belgische mijnen werd een identiek systeem toegepast, waarbij alleen de vorm van de penning verschilde. De respondent uit Q 111 merkt op dat in de mijnen Oranje-Nassau I, II en IV bij ziekte de penning op het penningenbord werd bedekt met een ronde, groene penning. Bij drie achtereenvolgende dagen willekeurig verzuim ("bommelschicht") werd de penning afgedekt met een ronde, rode penning. Met een wit plaatje werd het nummer op het nummerbord bedekt als de penning na de dienst niet was ingeleverd. Uit de opmerkingen van de zegslieden uit L 417en L 422 voor respektievelijk de mijnen in Zwartberg, Waterschei en Eisden blijkt dat men daar de verschillende beroepsgroepen aan hun nummer kon herkennen. De opgave "kaartje" voor de mijn in Winterslag is een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse catchèt. [N 95, 46; N 95, 45; Vwo 221; Vwo 252; Vwo 505; Vwo 547; monogr.] II-5
controleren door de opzichter bevaren: bǝvārǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) Het controleren door de opzichter van de schacht of de afdeling, zijnde de pijler met toe- en afvoerwegen. Het "voorvaren" geschiedde volgens de invuller uit Q 121 meestal op zondag. [N 95, 130; monogr.] II-5
controlerend geneesheer de c.g.: de c.g. (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Eisden]) De controlerende geneesheer die de mijnwerker al of niet genezen en gezond verklaarde. Volgens de informant van Q 113 gebeurde dit "gezond verklaren" nogal vlot. [N 95, 953] II-5