e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlerheide

Overzicht

Gevonden: 2155

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelraper raper: rāpǝr (Heerlerheide) Degene die de aardappelen opraapt. [N 12, 22b; monogr.] I-5
aardappelstruik struik: štrūk (Heerlerheide) Het geheel van de aardappelplant of aardappelbos: wortels, stengels. bladeren en bloemen. In het lemma en op de kaart is aangetekend waar zich de opvallende monoftong /u/ bevindt in struik, terwijl men een diftong of palatalisering zou verwachten; zie Stevens 1951, 249. Voor de fonetische documentatie van de typen aardappel en patat, zie het lemma Aardappel. [N 12, 5; JG 1a, 1b; A 23, 17c; Lu 1, 17c; monogr.] I-5
aardappelziekten krul: krǫl (Heerlerheide) Door de intensieve cultuur van aardappelen en omdat men de pootaardappelen won uit de oogst van eigen veld van het jaar ervoor, was de aardappelplant bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten. Het aantal ziekten is dan ook zeer groot en het aantal opgaven voor aardappelziekten navenant. Aan de hand van de opgaven is hier de volgende indeling aangehouden: schimmel- en bacterieziekten, virusziekten en voedingsziekten, telkens, waar mogelijk met enkele onderafdelingen. De bijzonderheden worden in het corpus van het lemma gegeven. Vergelijk ook het WBD, I, aflevering 8, 1478-1480. [N 12, 8; monogr.] I-5
aardbei erbel: arbəl (Heerlerheide) [DC GV (1935) M] I-7
aarde, grond zand: zand (Heerlerheide) zand III-4-4
aars vot: vǫt (Heerlerheide) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
accu van petlamp accu: accu (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) De accu van de petlamp die aan de gordel wordt bevestigd en door middel van een kabel met de petlamp is verbonden. [N 95, 252; monogr.] II-5
acculoog lampenzuur: lampǝzoar (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Willem-Sophia]) Het zuur waarmee de accu van de elektrische lampen is gevuld. [N 95, 254] II-5
achterbies [wld ii.10, p. 25-26] achterbies: agterbies (Heerlerheide), korte bies: kotte bies (Heerlerheide), lange bies: lang bies (Heerlerheide), strijp: striep (Heerlerheide) Een reep leer, die aan de buitenkant van de schoen, van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees en die vaak diende om een eventuele naad te verbergen, b.v. bij derby modellen (achterbies)? Zie tek. 18b [N 60 (1973)] III-1-3
achterblijvers, achtergebleven schoten achterblijver: axtǝrblīvǝr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), versager: vǝrsāgǝr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Niet ontplofte ladingen. De woordtypen "versager" (Q 111, Q 112a), "blindgänger" (Q 117a) en "achterblijver" (Q 112a) zijn meervoud. [N 95, 446; N 95, 447; div.] II-5