25117 |
dauw |
dauw:
dauw (Q112a Heerlerheide, ...
Q112a Heerlerheide)
|
dauw
III-4-4
|
27604 |
de dienst eindigen |
schicht zijn:
%%zinnetjes%%
ǝt es šix (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 120; N 95, 83; monogr.; Vwo 618]
II-5
|
33845 |
de eerste uitwerpselen van het veulen |
pek:
pēǝk (Q112a Heerlerheide),
pē̜k (Q112a Heerlerheide),
schijt:
sxit (Q112a Heerlerheide)
|
Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58]
I-9
|
32763 |
de eg |
eegd/eeg:
e ̝ǝx (Q112a Heerlerheide
[(pl ę ̝ǝgǝ)]
),
ē̜x (Q112a Heerlerheide)
|
Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.]
I-2
|
34632 |
de kar wipt |
kwikken:
(de kar) kwekt (Q112a Heerlerheide)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
27887 |
de krans schieten |
(de) krans schieten:
dǝ krans šētǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
(de) rondte schieten:
dǝ røŋdǝ šētǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
De buitenste rij of rijen schietgaten aan het front van een steengang tot ontploffing brengen. De buitenste rij bepaalt het uiteindelijke profiel van de steengang. [N 95, 436; monogr.]
II-5
|
28171 |
de lucht meten |
locht meten:
lox mę̄tǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Zolder])
|
De luchtgesteldheid ondergronds controleren. [N 95, 218; monogr.]
II-5
|
28191 |
de luchtkokertoer verlengen |
lutten voorbouwen:
lutǝ vȳrbǫwǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
De luchtkokerleiding verlengen met een of meer luchtkokers, bijvoorbeeld bij de aanleg van een nieuwe steengang of galerij. [N 95, 861]
II-5
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
ǫphǫu̯wǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lǭtǝ lǫu̯pǝ (Q112a Heerlerheide)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|