27698 |
ambtenaar |
beambte:
bǝamtǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV, Emma])
|
Het algemene woord voor de ambtenaar op de mijn. Een woordtype als "pennelekker" is echter spottend bedoeld. Een schrijver zit op kantoor. [N 95, 140; monogr.]
II-5
|
27524 |
ambtenaar van het staatstoezicht |
einfahrer:
einfahrer (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Controlerend technisch ambtenaar van het Staatstoezicht. Volgens de informant uit Q 113 kon de "Einfahrer" altijd en onaangekondigd komen. De hoofdopzichter werd in een dergelijk geval door de portier per telefoon gewaarschuwd en die waarschuwde de afdeling. [N 95, 166]
II-5
|
20638 |
appelbol |
kollemol:
schj=ch van chocolade
kollemol (Q112a Heerlerheide)
|
Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20698 |
appelmoes |
appelcompte:
schj=ch van chocolade
appelkompot (Q112a Heerlerheide),
appelmoes:
appelmoos (Q112a Heerlerheide)
|
Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
33100 |
aren lezen |
zomeren:
zȳmǝrǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
25055 |
armvol |
armvol:
eine hervel höj (Q112a Heerlerheide),
enne hervel huij (Q112a Heerlerheide),
ervel hooj (Q112a Heerlerheide),
hęrvǝl (Q112a Heerlerheide),
ən hervəl höj (Q112a Heerlerheide),
ɛrvǝl (Q112a Heerlerheide)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
34578 |
asarm |
asspit:
asspet (Q112a Heerlerheide)
|
Elk van de uiteinden van de as die door de naven steken. Een asarm is steeds van metaal. [N 17, 53; N G, 48d; monogr]
I-13
|
32672 |
asblok |
asblok:
as˱blǫk (Q112a Heerlerheide),
assenstok:
asǝštǫk (Q112a Heerlerheide)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
28198 |
aureool, lichtkrans |
aureool:
aureool (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Een lichtblauw gekleurde lichtkegel om de vlam van de veiligheidslamp, zichtbaar bij de aanwezigheid van mijngas. De lengte van de lichtkegel is een maat voor het percentage aanwezig mijngas. Is het mijngasgehalte ±4,5%, dan wordt de lichtkegel zo lang, dat ze de bovenkant van de gaaskap van de veiligheidslamp raakt. Hangt de lamp enige tijd in een dergelijk mengsel, dan kan de gaaskap gaan gloeien. Een gloeiende gaaskap levert steeds een groot gevaar op, aangezien daardoor het mijngas buiten de lamp ontstoken kan worden (Handb. H. pag. 10). [N 95, 234; monogr.]
II-5
|
20582 |
avondmaal |
avondbrood:
ao.mbroe.ət (Q112a Heerlerheide),
aoventbrōēd (Q112a Heerlerheide),
oambroed (Q112a Heerlerheide),
ôô.mbroe.ət (Q112a Heerlerheide),
8 uur pap en aardappelen 4 uur koffie (om 6 uur in het veld)
ôôvendbrôêt (Q112a Heerlerheide),
avondeten:
aovendäte (Q112a Heerlerheide),
aoventaete (Q112a Heerlerheide),
aoventééten (Q112a Heerlerheide),
avondseten:
aoveseten (Q112a Heerlerheide)
|
avondeten || de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|