18019 |
kuchen |
kuchen:
keche (Q112a Heerlerheide)
|
hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
17582 |
kuif |
kuif:
eine koef (Q112a Heerlerheide),
kuifje:
kuufke (Q112a Heerlerheide),
struif:
sjtroef (Q112a Heerlerheide)
|
kuif [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17773 |
kuit |
brade:
broa (Q112a Heerlerheide)
|
kuit (wade) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
štrø̄i̯ǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
18657 |
kussentje op het hoofd |
wis:
WNT: wisch (I), 2) Klein kussen bestaande uit een ineengedraaiden bundel of krans van linnen (of stroo), dat bij het dragen van lasten of het hoofd wordt gelegd. Veroud. doch gewest. nog aangetroffen. vgl. Van Dale II. wis.
wuschj (Q112a Heerlerheide)
|
kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33842 |
kwaadaardig roepen |
minken:
meŋkǝ (Q112a Heerlerheide)
|
[N 8, 47 en 67]
I-9
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwoal (Q112a Heerlerheide)
|
kwaal [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
e kwartje (Q112a Heerlerheide),
kwartje (Q112a Heerlerheide)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
kwitantie (Q112a Heerlerheide)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28277 |
laadbak |
laadbak:
lāt˱bak (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Vaste of schuddende laadbak onder aan een pijlervoet of onder een wentelgoot, die wordt gebruikt om mijnwagens met ontgonnen gesteente te vullen. In de mijnen van Winterslag en Waterschei maakt men volgens de invuller uit Q 3 een verschil tussen enerzijds de "schudbak" die zich aan de voet van de pijler bevindt, en anderzijds de "trimouye" en de "schudtafel" die aan het uiteinde van de wentelgoot zijn bevestigd. [N 95A, 3; monogr.; N 95, add.; Vwo 458; Vwo 459; Vwo 774; Vwo 786; Vwo 796]
II-5
|