32844 |
driespansevenaar |
drijdegespan:
drędǝgǝspā.nt (P197p Heers)
|
Het grote, verstelbare koppelhout, waarmee een dubbel zwenghout (waaraan weer twee enkele) en een enkel zwenghout van achteren onderling verbonden worden, wanneer men drie paarden naast elkaar voor een zwaar akkerwerktuig moet spannen. Zie afb. 100. Mogelijk zijn enkele termen van toepassing op het geheel van zwenghouten voor een driespan. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid ''drie'' ook varianten van het type ''drij''. [JG 1b + 1d add.; N 11A, 105]
I-2
|
18866 |
driftig |
kwaad:
koeĕt (P197p Heers)
|
driftig [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
dop:
dop (P197p Heers),
doͅp (P197p Heers),
jaagdop:
enə jaogdop (P197p Heers),
jaagdop (P197p Heers),
Das Etymon (h)uuldop, das wir für Herkenbosch, Melick, Stevensweert (neben pompernel) und Halen belegen konnten, und das auf das (h)ulen: Brummen des Kreisels Bezug nimmt, hat nur örtlich diesen Inhalt. Auch slagdop (Moll neben zwiepdop), staldop Kreisel, den man stellt (Beerse neben staldjas, Arendonk), soppie, sop, soptol, jossop, jaogsop, deren sop irgendwie mit franz. sabot zusammenhängt (Dorst, Oosterhout, Waspik, Made, Hooge Zwaluwe, Breda), jaagdop (Koninksheim, Heers) sind nur örtlich belegt.
jaagdop (P197p Heers)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Een drijftol (bij middel van een zweep gedreven). [ZND B1 (1940sq)] || Kreisel (Peitschkreisel).
III-3-2
|
17862 |
dringen |
dringelen:
dreungele (P197p Heers),
dreungelen (P197p Heers),
drøngələ (P197p Heers),
dringen:
druingələ (P197p Heers)
|
dringen [ZND A1 (1940sq)] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
drenkbak:
drɛŋk˱bák (P197p Heers),
drenkkuip:
drɛŋkkáu̯p (P197p Heers)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
34333 |
drinken bij de zeug |
tetten:
tɛtǝ (P197p Heers),
zuiken:
zau̯kǝ (P197p Heers)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
drinkglas:
dreŋk˃glōͅu̯əs (P197p Heers),
glas:
glawəs (P197p Heers),
glòəs (P197p Heers),
kapper:
kapər (P197p Heers),
pint:
pīnt (P197p Heers)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
kapper:
kapər (P197p Heers)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20564 |
droesem |
gezakt, het -:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gezak (P197p Heers)
|
droesem [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
drèùjch (P197p Heers)
|
droog [RND]
III-4-4
|