e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P197p plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
driespansevenaar drijdegespan: drędǝgǝspā.nt (Heers) Het grote, verstelbare koppelhout, waarmee een dubbel zwenghout (waaraan weer twee enkele) en een enkel zwenghout van achteren onderling verbonden worden, wanneer men drie paarden naast elkaar voor een zwaar akkerwerktuig moet spannen. Zie afb. 100. Mogelijk zijn enkele termen van toepassing op het geheel van zwenghouten voor een driespan. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid ''drie'' ook varianten van het type ''drij''. [JG 1b + 1d add.; N 11A, 105] I-2
driftig kwaad: koeĕt (Heers) driftig [ZND 23 (1937)] III-1-4
drijftol dop: dop (Heers), doͅp (Heers), jaagdop: enə jaogdop (Heers), jaagdop (Heers), Das Etymon (h)uuldop, das wir für Herkenbosch, Melick, Stevensweert (neben pompernel) und Halen belegen konnten, und das auf das (h)ulen: Brummen des Kreisels Bezug nimmt, hat nur örtlich diesen Inhalt. Auch slagdop (Moll neben zwiepdop), staldop Kreisel, den man stellt (Beerse neben staldjas, Arendonk), soppie, sop, soptol, jossop, jaogsop, deren sop irgendwie mit franz. sabot zusammenhängt (Dorst, Oosterhout, Waspik, Made, Hooge Zwaluwe, Breda), jaagdop (Koninksheim, Heers) sind nur örtlich belegt.  jaagdop (Heers) Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Een drijftol (bij middel van een zweep gedreven). [ZND B1 (1940sq)] || Kreisel (Peitschkreisel). III-3-2
dringen dringelen: dreungele (Heers), dreungelen (Heers), drøngələ (Heers), dringen: druingələ (Heers) dringen [ZND A1 (1940sq)] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)] III-1-2
drinkbak voor de koeien drenkbak: drɛŋk˱bák (Heers), drenkkuip: drɛŋkkáu̯p (Heers) Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
drinken bij de zeug tetten: tɛtǝ (Heers), zuiken: zau̯kǝ (Heers) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas drinkglas: dreŋk˃glōͅu̯əs (Heers), glas: glawəs (Heers), glòəs (Heers), kapper: kapər (Heers), pint: pīnt (Heers) drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)] III-2-1
drinkglas met voet kapper: kapər (Heers) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] III-2-1
droesem gezakt, het -: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gezak (Heers) droesem [ZND 23 (1937)] III-2-3
droog weer droog: drèùjch (Heers) droog [RND] III-4-4