19266 |
gek persoon |
dwaas:
zelden gebruikt
ənən dwaowəs (gek) (P197p Heers)
|
dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
23537 |
geknield zitten |
op de knien liggen:
op de kneije liegen (P197p Heers),
op de knien zitten:
op de kneije zitten (P197p Heers)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24483 |
geknotte wilg |
tjonk:
tjünkɛs (P197p Heers, ...
P197p Heers),
wijde:
wee (P197p Heers, ...
P197p Heers)
|
knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
17580 |
gekruld haar |
kroezelhaar:
kroe:zəl hoewər (P197p Heers),
krullen:
krollə (P197p Heers)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
cijns:
ps. omgespeld volgens IPA.
seͅi̯əns (P197p Heers),
geld:
dzi mut gɛlt həbə vər kunə tə bətoͅələ (P197p Heers),
geͅlt (P197p Heers, ...
P197p Heers),
gèld (P197p Heers),
gɛ.lt (P197p Heers),
ps. omgespeld volgens IPA.
gɛəld (P197p Heers),
poen:
ps. omgespeld volgens IPA.
puwən (P197p Heers)
|
geld [RND], [ZND 14 (1926)], [ZND A1 (1940sq)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
lø`penǝ (P197p Heers)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
lijesmès (P197p Heers)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
trekken op:
trekke op (P197p Heers)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
gelijkspelen:
[Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]
gelijk spelen (P197p Heers)
|
quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23949 |
gelofte |
gelofte:
gelofte (P197p Heers)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|