21038 |
meel |
boulté:
`bu.ltęj (P197p Heers),
meel:
mī ̞ǝl (P197p Heers)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
25524 |
meelzeef |
teems:
tems (P197p Heers),
tims (P197p Heers)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
meerderjeurig (P197p Heers, ...
P197p Heers,
P197p Heers)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
meerstemmige mès (P197p Heers)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21273 |
meester |
meester:
miəstər (P197p Heers)
|
(school)meester [RND]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
møx (P197p Heers),
mǭx (P197p Heers),
meid:
mɛ̄ǝt (P197p Heers)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
mulder:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; witr achterlijf
molder (P197p Heers),
pruisworm:
proͅwəswørrəm (P197p Heers),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
prōͅswərm (P197p Heers)
|
meikever [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
21699 |
meineed |
valse eed:
valsen eid (P197p Heers)
|
een valse eed, meineed [N 96D (1989)]
III-3-1
|
20309 |
meisje |
meidje:
metske (P197p Heers)
|
meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
33294 |
melganzevoet |
schijtkruid:
skē̜ǝ.tkrǭǝ.t (P197p Heers)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|