e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oogstappel oogstappel: oesappels (Heers) [ZND 10 (1925)] I-7
oogststapel in de schuur strotas(t): strui̯tās (Heers), tas(t): tas (Heers), tā.s (Heers) De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.] I-6
ooievaar ooievaar: ooijevaar (Heers) ooievaar [ZND 48 (1954)] III-4-1
oom nonk: noank (Heers), nonk (Heers, ... ), noonk (Heers), no͂(w)k (Heers) hoe heet de broeder van uw vader of moeder? [ZND 48 (1954)] || oom [ZND 11 (1925)] III-2-2
oor oor: oeër (Heers), ou̯ǝr (Heers), oər (Heers), u.ərə (Heers) een oor [ZND A2 (1940sq)] || Oor (orgaan van het gehoor; het of de ...) kleine oortjes. [ZND 05 (1924)] || oren [RND] || Zie afbeelding 2.1. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oord? oortje: ps. omgespeld volgens IPA. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ør’kə (Heers) Betekenis en uitspraak van: oord? Graag uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] III-3-1
oorveeg oorveeg: orveig (Heers, ... ) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
oorvormig handvat oor: bij een ketel  oor (Heers) hengsel [ZND 43 (1943)] III-2-1
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Heers) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
oot hondstand: ?  hondstand (Heers) oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)] III-4-3