21126 |
papier |
papier:
pəpir vərfrumələ (P197p Heers)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
het paradējes (P197p Heers)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18395 |
parel |
parel:
pjal (P197p Heers)
|
parel [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pōͅərə (P197p Heers)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
23283 |
parochie |
parochie:
parochie (P197p Heers)
|
Een parochie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kiekje:
kikskǝ (P197p Heers)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
23231 |
pasen |
pasen:
poase (P197p Heers),
poͅəsə vilt loͅət (P197p Heers)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] || Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
kalfje:
[kalfje] (P197p Heers)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
18183 |
passen |
mikken:
mekǝn (P197p Heers
[(oud)]
),
mikken (P197p Heers, ...
P197p Heers)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)]
II-7, III-1-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
de pastoor (P197p Heers),
pastoor (P197p Heers, ...
P197p Heers),
psto:r (P197p Heers),
m
de pestoor (P197p Heers)
|
Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|