e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bewolkte lucht betrokken hemel: betrokken hiemel (Heers), betrokken hieməl (Heers), overtrokken hemel: de hemel is overtrokken (Heers), zwarte lucht: zwatte lauch (Heers), zwatte louch (Heers) bewolkt [ZND 32 (1939)] || Bewolkt. Hoe zegt men in uw dialect: de lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [ZND 49 (1958)] III-4-4
bezem bessem: bɛsǝm (Heers), bezem: beͅsəm (Heers), bɛsəm (Heers, ... ) bezem [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b] I-4, III-2-1
bezemsteel steel: stīl (Heers) bezemsteel [RND] III-2-1
bezoeken bezoeken: bezukken (Heers), een goede dag zeggen: en goeien doag zegge (Heers) Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)] III-3-1
bibberen beven: beivə (Heers), bibbelen: bibbelen (Heers), bibbelle (Heers) beven (bibberen) [ZND B2 (1940sq)] || beven, bibberen [ZND 21 (1936)] III-1-2
bidden beden: beeje (Heers), bijə (Heers), dji moet bijje (Heers), moet kort  djie-je moet bie-je (Heers) Bidden (in de kerk). [ZND B1 (1940sq)] || Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] || Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)] III-3-3
bidprentje doodsbeeldje: deudsbildje (Heers), doodsprentje: deudsprentje (Heers) De dialectnaam van het bidprentje (doodsbeeldeke, rouwprentje, gedachtenis [ZND 43 (1943)] || een bidprentje, doodsprentje, gedachtenisprentje, tijdens de uitvaartdient uitgereikt, "beeldje"[doeëdetsiddel] [N 96D (1989)] III-2-2
biecht biecht: biech (Heers) De biecht [biech]. [N 96D (1989)] III-3-3
biechten (gaan) te biechte gaan: te biechte goan (Heers), vi gonne te biechte (Heers), zich te biechte gaan: ve goeone os te bie:chste (Heers) Biechten, te biecht gaan, biecht spreken [zich biechte]. [N 96D (1989)] || We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)] III-3-3
biechtstoel biechtstoel: biegstoewl (Heers) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3