23716 |
rozenkrans |
rozenkrans:
rauzekrans (P197p Heers)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23722 |
rozenkransgebed |
rozenkrans:
rauzekrans (P197p Heers)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
de rauzekransmoand (P197p Heers)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17767 |
rug |
strang:
peen (in) menə strauk (P197p Heers)
|
ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
ryk (P197p Heers),
rø̜k (P197p Heers)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
17737 |
ruiken |
rieken:
rikke (P197p Heers)
|
rieken [ZND 25 (1937)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
[Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]
mangelen (P197p Heers),
Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.
maŋələ (P197p Heers)
|
het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] || Mangelen. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜i̯n (P197p Heers)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
24349 |
runderhorzellarve |
madenknoop:
mōͅəknyp (P197p Heers)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
koebeesten:
kǫu̯bestǝ (P197p Heers)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|