19641 |
stijfsel |
stijfsel:
samen met znd 7, 48
steͅfsəl (P197p Heers),
stɛsəl (P197p Heers)
|
de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
19642 |
stijfselpap |
stijfselpap:
stefselpap (P197p Heers),
stesselpap (P197p Heers)
|
stijfselpap [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugelen:
stī.bø̄.gǝl (P197p Heers)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
34018 |
stilstaan |
ho:
hō (P197p Heers),
ho-ju:
hō jȳ (P197p Heers),
hou:
ǭu̯ (P197p Heers),
ju(j):
jȳi̯ (P197p Heers)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
stinken:
stīnkə (P197p Heers)
|
stinken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
21226 |
stoep |
trottoir:
trottoit (P197p Heers),
zul:
zøͅl (P197p Heers)
|
stoep (niet aan de straat) [ZND B1 (1940sq)] || stoep (voor het huis, langs de straat) [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
19659 |
stofblik |
plaat:
pleut (P197p Heers)
|
stofblik [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stubvod:
stø̄p˃voͅt (P197p Heers),
støp˃voͅt (P197p Heers)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
roede:
znd 23, 60c;
roei (P197p Heers)
|
stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (P197p Heers)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|