21394 |
vlag |
drapeau (fr.):
drapauw (P197p Heers),
drapeau (P197p Heers)
|
een vlag (die aan het huis wordt uitgestoken) [ZND B2 (1940sq)] || vlag [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
vluixtə (P197p Heers)
|
vlechten [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
24457 |
vleermuis |
vlerenmuis:
vliərəmoəs (P197p Heers)
|
vleermuis [ZND 08 (1925)]
III-4-2
|
25446 |
vlees conserveren |
zouten:
zātǝ (P197p Heers)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
23942 |
vlees derven |
vlees derven:
vleis derven (P197p Heers)
|
Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24348 |
vleesmade, larve van de bromvlieg |
made:
mao (P197p Heers)
|
made [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|
33114 |
vlegelknuppel, slaghout |
vlegel:
[vlegel] (P197p Heers)
|
Het slaghout van de dorsvlegel is 50 à 60 cm lang en wat dikker dan het hout van de steel. Het is niet van het allerhardste hout gesneden, omdat het dan zou barsten bij het slaan op de grond; doorgaans is het van berkehout. Oorspronkelijk werd als benaming van dit "werkende deel" van het gereedschap de naam het geheel genomen, hier dus vlegel; we zagen dat ook bij de ''zeis'' (3.2.1) in aflevering I.3 en de ''zicht'' (4.3.1) in deze aflevering. Het regelmatig voorvoegsel ''vlegel(s)'' in ''vlegel(s)kop'' is niet in dit lemma opgenomen. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) [vlegel] en [vleger] zie het lemma ''dorsvlegel'' (6.1.8). Zie afbeelding 10, b. [N 14, 3c; JG 1a, 1b; L39, 13a; monogr.; add. uit N 14, 3e en 4]
I-4
|
33113 |
vlegelstok |
geerd:
gjāt (P197p Heers)
|
De steel van de vlegel die de dorser in de hand houdt. De lengte van de steel "behoort van de kin van dorser tot de grond te reiken" (Goossens, Lic. Verh.), of, naar de zegsman van L 325: "is tweeēneenhalf maal de kop in lengte". Het regelmatig voorvoegsel vlegel(s)- is niet in dit lemma opgenomen. Zie afbeelding 10, a. [Goossens, Lic. Verh.]
I-4
|
21442 |
vleien |
fletsen:
hi kam fletse (P197p Heers),
mouwvegen:
mouwviëge (P197p Heers)
|
Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19127 |
vleier |
fletser:
fletser (P197p Heers, ...
P197p Heers),
kribbijter:
vgl. WNT sub krib: kribbebijter, 2. fig.: een onaangenaam mensch [NB: kribbebijten: 2. fig. in den zin van: twistziek, lastig zijn...]
kribbeeter (P197p Heers),
natdienaar:
noatdiener (P197p Heers)
|
een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|