e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bok van het rijtuig schei: skɛi̯ (Heers) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokking: beking (Heers), bøkiŋ (Heers) bokking (gerookte haring) [ZND B2 (1940sq)] || bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bolster van de okkernoot schil: schel (Heers), sloester: sloester (Heers) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Heers) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont en blauw slaan zwart en blauw houwen: zwat ən blaow gəhaot (Heers) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
boog boog: boe-əg (Heers), boeëg (Heers), buu.ch (Heers), buu.g (Heers) boog [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boogschuttersgilde handboogmaatschappij: [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  handboogmaatschappij (Heers) een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)] III-3-2
boom (alg.) boom: bom (Heers) boom [RND] III-4-3
boomgaard fruitwei: freutwee (Heers), frø̄t[wei} (Heers) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boomwagen boomezel: bau̯mēzǝl (Heers), uts: øts (Heers), veer: vęǝr (Heers) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13