34655 |
bok van het rijtuig |
schei:
skɛi̯ (P197p Heers)
|
Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als geïmproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.]
I-13
|
20517 |
bokking |
bokking:
beking (P197p Heers),
bøkiŋ (P197p Heers)
|
bokking (gerookte haring) [ZND B2 (1940sq)] || bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
33500 |
bolster van de okkernoot |
schil:
schel (P197p Heers),
sloester:
sloester (P197p Heers)
|
bolster (van) [ZND 33 (1940)]
I-7
|
23309 |
bonnet |
bonnet (<oudfr.):
bonnet (P197p Heers)
|
De bonnet van de priester. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17877 |
bont en blauw slaan |
zwart en blauw houwen:
zwat ən blaow gəhaot (P197p Heers)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
22552 |
boog |
boog:
boe-əg (P197p Heers),
boeëg (P197p Heers),
buu.ch (P197p Heers),
buu.g (P197p Heers)
|
boog [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
22464 |
boogschuttersgilde |
handboogmaatschappij:
[Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]
handboogmaatschappij (P197p Heers)
|
een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33511 |
boomgaard |
fruitwei:
freutwee (P197p Heers),
frø̄t[wei} (P197p Heers)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
34565 |
boomwagen |
boomezel:
bau̯mēzǝl (P197p Heers),
uts:
øts (P197p Heers),
veer:
vęǝr (P197p Heers)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|