33280 |
boon, algemeen |
boon:
bunǝ (P197p Heers)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
21178 |
boot(je) |
schuit(je):
skuitje (P197p Heers),
ə sxøtjə (P197p Heers),
oeu van oeuvre
skoeutje (P197p Heers)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)], [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
19600 |
bord |
telloor:
teͅlø̄r (P197p Heers),
teͅlør (P197p Heers),
təlør (P197p Heers)
|
bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] || bord (bij het eten) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
19557 |
bordenrek, schotelrek |
rekje:
reͅkskə (P197p Heers)
|
rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21594 |
borg blijven |
borg staan:
eu zoals in oevre
beurg steun veur jomand (P197p Heers)
|
Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
19563 |
borrelglaasje |
drupje:
drøpkə (P197p Heers)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17631 |
borsten |
tetten:
tette (P197p Heers)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
bōs (P197p Heers)
|
een borst [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleures (P197p Heers)
|
pleuris [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
33713 |
bos |
bos:
bōs (P197p Heers),
bǭs (P197p Heers)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|