17804 |
brengen |
brengen:
breͅngə (P197p Heers)
|
brengen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
brəteͅllə (P197p Heers),
brətèl (P197p Heers),
Over de schouders.
bərtɛlə (P197p Heers),
help:
Onder invloed van sommige overkomers der streek Zepperen.
hələp (P197p Heers)
|
bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
bryək (P197p Heers),
hij is gebroken:
hi es gebroöke (P197p Heers)
|
een breuk [ZND A2 (1940sq)] || hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
brî.f (P197p Heers)
|
brief [RND]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
pruisten:
prǭǝ.stǝ (P197p Heers)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34600 |
bril |
bril:
brel (P197p Heers)
|
Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c]
I-13
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
bryǝ (P197p Heers),
brȳǝ (P197p Heers),
bręi̯ǝ (P197p Heers)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broedhen:
bruǝthēn (P197p Heers),
kloekhen:
klukhen (P197p Heers),
klukhin (P197p Heers)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broeders (P197p Heers),
bruər (P197p Heers),
bryr (P197p Heers),
monnebroeder:
monnebruur (P197p Heers)
|
Broeder. [ZND 11 (1925)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] || Een broeder. [ZND A2 (1940sq)] || Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24115 |
broederschap van de heilige kindsheid |
heilige kindsheid:
hellig kintshed (P197p Heers)
|
De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|