e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brengen brengen: breͅngə (Heers) brengen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
bretel bretel (<fr.): brəteͅllə (Heers), brətèl (Heers), Over de schouders.  bərtɛlə (Heers), help: Onder invloed van sommige overkomers der streek Zepperen.  hələp (Heers) bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
breuk breuk: bryək (Heers), hij is gebroken: hi es gebroöke (Heers) een breuk [ZND A2 (1940sq)] || hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
brief brief: brî.f (Heers) brief [RND] III-3-1
briesen pruisten: prǭǝ.stǝ (Heers) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
bril bril: brel (Heers) Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c] I-13
broeden, op eieren zitten broeden: bryǝ (Heers), brȳǝ (Heers), bręi̯ǝ (Heers) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren broedhen: bruǝthēn (Heers), kloekhen: klukhen (Heers), klukhin (Heers) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: broeders (Heers), bruər (Heers), bryr (Heers), monnebroeder: monnebruur (Heers) Broeder. [ZND 11 (1925)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] || Een broeder. [ZND A2 (1940sq)] || Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)] III-3-3
broederschap van de heilige kindsheid heilige kindsheid: hellig kintshed (Heers) De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)] III-3-3