e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was blauwen blauwsel doen: bloowsel doen (Heers) blauwen [ZND 08 (1925)] III-2-1
de was bleken bleken: bleeke (Heers), op de bleek zetten: op de bleek zette (Heers) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de was doen (het) lijnwaad wassen: ət lēͅvət wasə (Heers) het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
de was mangelen mangelen: maŋələ (Heers) mangelen [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: drē̜.vǝ (Heers) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: deeg (Heers) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band band: bānt (Heers), ring: ręjŋk (Heers) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
deken deken: deken (Heers), sarge: soͅdə (Heers) deken [ZND A1 (1940sq)] || Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)] III-2-1, III-3-3
dekenaat dekenaat (<fr.): dekenoat (Heers) Een dekenaat. [N 96D (1989)] III-3-3
dekken dekken: dękǝ (Heers), rijden: rē̜ǝ (Heers), ręi̯ǝ (Heers), springen: spręŋǝ (Heers), sprɛŋǝ (Heers) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12