19330 |
dwarsdrijven |
het tegenovergestelde willen:
hi wielt altèt het tegeneuvergestèlde (P197p Heers)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
overrechtse, een -:
wa nen euveresse (P197p Heers)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
huisdoek:
hoəsdoek (P197p Heers, ...
P197p Heers)
|
Hoe heet de doek uit grof linnen waarmee vocht van de vloer wordt opgenomen ? [ZND 48 (1954)]
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dweingə (P197p Heers)
|
dwingen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
33217 |
e. bijzondere rieken, naar het gebruiksdoel |
kriezelriek:
krīzǝlrīk (P197p Heers)
|
[N 18, 24]
I-5
|
20391 |
echtgenote |
wijf:
wijf (P197p Heers)
|
vrouw (echtgenote) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34414 |
ecthyma, zere bekjes, muilschurft |
langmuil:
laŋkmou̯l (P197p Heers)
|
Een soms goedaardige, soms ook kwaadaardige aantasting van de slijmvliezen van de mondholte, waarbij op de lippen korsten ontstaan. [N 77, 62; N 19, 68; A 48a, 49]
I-12
|
21313 |
eed |
eed:
eed (P197p Heers),
eit (P197p Heers),
ijt (P197p Heers)
|
eed [ZND 23 (1937)] || een eed [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ēkjyəntjɛ (P197p Heers)
|
eekhoorntje [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
het hard in de handen hebben:
#NAME?
ət haot in de haan həbbə (P197p Heers),
ruwe handen:
hɛt rouw han (P197p Heers)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|