e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q094p plaats=Hees

Overzicht

Gevonden: 1269
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: høəp (Hees), wop (Hees) een heup [ZND A2 (1940sq)] || heup [N 10b (1961)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte hoogte: wat ⁄n heegde (Hees) wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hijgen kuimen: kɛi̯mǝ (Hees) [JG 1a, 1b] I-11
hik hik: hik (Hees), hikkem: hikkem (Hees) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelblokje poepelsteen: poepelstèè (Hees, ... ), poepelsteker: poepelstèker (Hees) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinkelen: /  hinkele (Hees), Hinkele: al springend op één been, een steen van een vierkant naar het volgende vierkant verschuiven. Boter/Melk/kaas/ Ieder voorzien van 3 voorwerpen, dienen om beurt in een vierkant van 9 vierkantjes een vak te bezette tot de vorming B/M/K. Wisse noa: Op het lager onderwijs werden door de jongens van het dorp tijdens de middagpauze een achtervolgingsspel gespeeld doorheen de weilanden rondom het dorp(een iemand kreeg de wis en mocht slaan op de veelal blote billen) Muèsse beffe :Bij valavond in schuren, de mussen uit het stro verjagen en in het schijnsel van een pillamp vangen om ze nadien terug los te laten.  hinkele (Hees), poepelen: poepele (Hees, ... ) / [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2
hinken hinken: hinken (Hees, ... ) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken richelen: rixǝlǝ (Hees), ruchelen: rø̜xǝlǝ (Hees) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard hobbelpaard: /  hobbelpjiàt (Hees) hobbelpaard [SND (2006)] III-3-2
hoeden van koeien hoeden: hejǝ (Hees), hø̄jǝ (Hees), hējǝ (Hees), hējǝn (Hees) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11