20123 |
miauwen |
miauwen:
miauə (Q094p Hees)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nun (Q094p Hees)
|
middag, noen [ZND A2 (1940sq)]
III-4-4
|
33785 |
middendeel van het paard |
pens:
pɛ.ns (Q094p Hees),
romp:
ro.mp (Q094p Hees)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
naafbanden:
(enk)
nǭf˱bã.nt (Q094p Hees)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (Q094p Hees)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
17833 |
moe |
moe:
muj (Q094p Hees)
|
moe [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
33823 |
moedig en opgewekt |
kwik:
kwek (Q094p Hees),
wakker:
wakǝr (Q094p Hees)
|
Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j]
I-9
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
stoffelen:
stoefele (Q094p Hees),
stoofele (Q094p Hees),
taffelen:
Voor een oudere persoon.
taffele (Q094p Hees)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19940 |
moer |
moer:
mūi̯r (Q094p Hees)
|
voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33556 |
moestuinx |
moostem:
műstəm (Q094p Hees, ...
Q094p Hees)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 27 (1938)]
I-7
|